Samenvatting
X (belanghebbende), bijgestaan door zijn pensioenadviseur, heeft op 5 oktober 2016 met de Inspecteur een vso gesloten over de fiscale consequenties van lijfrente- en pensioenregelingen. In de aangifte IB/PVV 2011 heeft X tbs-vorderingen op A (bv) opgenomen.
Met dagtekening 19 november 2016 is aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd, waarbij het aangegeven box 1-inkomen is gecorrigeerd. In bezwaar heeft X gesteld dat de tbs-vorderingen op A moeten worden afgewaardeerd zodat een bedrag van € 207.990 als tbs-verlies in aanmerking moest worden genomen.
In hoger beroep is allereerst in geschil of X wat betreft het gestelde tbs-verlies afstand heeft gedaan van zijn recht om bezwaar te maken tegen de navorderingsaanslag.
Dat is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet het geval.
In de vso is bij de diverse lijfrente- en pensioenvoorzieningen vermeld dat de Inspecteur (navorderings)aanslagen zal opleggen en dat X die niet zal aanvechten. Uit de tekst van de vso volgt niet dat partijen ook andere onderwerpen hebben geregeld en dat partijen overeen zijn gekomen dat X integraal afstand deed van zijn recht om de navorderingsaanslag aan te vechten.
Het Hof komt vervolgens tot het oordeel dat goed koopmansgebruik afwaardering van de vorderingen in 2011 niet toestaat. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat A niet of niet volledig in staat was om de met de vorderingen corresponderende schulden – per 31 december 2011 ten bedrage van € 207.990 – terug te betalen.
Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond met toepassing van artikel 81 Wet RO.