Samenvatting
Het evenredigheidsbeginsel heeft de afgelopen tijd aan belang gewonnen, in het ‘gewone’ bestuursrecht en in de fiscaliteit. In deze bijdrage gaat Claire Hofman in op de rol van het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin gestapeld wordt met fiscale sancties. Is – wanneer het ne-bis-in-idembeginsel geldend recht is – dubbele bestraffing van eenzelfde feit niet per definitie onevenredig? De meest recente jurisprudentie van de Hoge Raad, het EHRM en het HvJ komen aan bod.
NLF-W artikel
1. Inleiding
Over de opmars van het evenredigheidsbeginsel is, ook binnen dit platform, al het nodige geschreven. Dat dit beginsel zich thans expliciet manifesteert, is logisch; de Toeslagenaffaire heeft niet alleen individuen hard geraakt in hun privéleven, maar ook het functioneren van onze democratische rechtsstaat ter discussie gesteld. Situaties waarin de vraag aan de orde is of bepaald overheidshandelen evenredig is in verhouding tot het met dat handelen beoogde doel, halen ook steeds vaker het nieuws. Denk aan de vrouw uit Wijdemeren, die met haar verhaal landelijke verontwaardiging teweegbracht. Alhoewel vaststond dat ze de inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden dat ze regelmatig boodschappen van haar moeder ontving, werd in de nationale media en door de politiek ‘geroepen’ dat het een onevenredige reactie was van de gemeente, dat deze dame zo’n groot deel van haar bijstandsuitkering moest terugbetalen.
Het evenredigheidsbeginsel is een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en normeert in fiscale zaken het handelen van (de medewerkers van) de Belastingdienst. Het is de fiscale bestuursrechter die de evenredigheid van beslissingen, conform artikel 3:4, lid 2, Awb toetst. Het ging daarbij tot juli vorig jaar om een betrekkelijk marginale toets, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS), met daarin een rechter van de CRvB en het CBb, heeft, na de inmiddels alom bekende conclusie van staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel van 7 juli 2021, geoordeeld dat de rechter in de toekomst indringender zou moeten toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. De menselijke maat vormt, zo blijkt ook uit de koerswijziging van de ABRvS, vandaag de dag een niet weg te denken aanknopingspunt bij de beoordeling van besluitvorming.