Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw en een man hebben in november 1997 de eigendom verkregen van een pand dat toen in gebruik was als kantoor. Het pand werd in het jaar 2000 door hen verbouwd teneinde de oorspronkelijke woonfunctie te herstellen. De eerste verdieping van het pand werd toen verhuurd. De begane grond is tot de verkoop van het pand in december 2000 niet verhuurd. Bij haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2000 heeft de vrouw 18.067 euro als onderhoudskosten in aftrek gebracht. De inspecteur heeft dat bedrag niet in aftrek aanvaard. Bij het Hof heeft de Inspecteur erkend dat ondanks een bestemmingswijziging van een onroerende zaak, in casu van kantoor naar woonhuis, toch sprake kan zijn van aftrekbare kosten. Als zodanig is een bedrag van 3.352 euro inzake onderhoudskosten van de verhuurde eerste verdieping alsnog in aftrek toegelaten. Met de inspecteur liet het Hof de kosten van de verbouwing van de begane grond niet in aftrek toe. Dit vanwege het feit dat de begane grond geen inkomsten had opgeleverd. Tegen dit oordeel stelde de vrouw cassatieberoep in. De Hoge Raad constateert dat het Hof niet heeft vastgesteld dat de begane grond als een afzonderlijke bron van inkomen moet worden beschouwd. Daarom dient tot uitgangspunt dat voor het pand als geheel moet worden bezien of onderhoudskosten in aftrek kunnen worden gebracht. Het Hof heeft dit miskend. Ook overigens geeft het oordeel van het Hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Een pand als het onderhavige is in de regel geschikt en bestemd om te eniger tijd de eigenaar inkomsten op te leveren. De enkele omstandigheid dat een dergelijk pand gedurende een verbouwing tot aan de verkoop (gedeeltelijk) niet wordt gebruikt, verhuurd of op een andere wijze opbrengstgevend wordt gemaakt, rechtvaardigt niet het oordeel dat ten aanzien van dat pand de uitgaven, zo deze naar hun aard als aftrekbare onderhoudskosten hebben te gelden, niet voor aftrek in aanmerking komen. Dit kan anders zijn als de eigenaar het pand heeft verworven met geen andere bedoeling dan om het met winst te verkopen en het daartoe tot de verkoop ongebruikt en onverhuurd laat (vgl. HR 23 juni 1965, nr. 15.426, BNB 1965/225). Van dit laatste is echter geen sprake, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2000
Instantie
HR
Datum instantie
11 april 2008
Rolnummer
41.923
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC9174

Naar de bovenkant van de pagina