Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

11/03829 Samenvatting van www.rechtspraak.nl: Conclusie PG:
Belanghebbende en haar echtgenoot drijven voor gezamenlijke rekening een campingbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. Op 22 december 2000 hebben zij een besloten vennootschap (hierna: de BV) opgericht waarin zij het campingbedrijf hebben ingebracht. Niet ingebracht zijn de onroerende zaken van de camping. Die onroerende zaken worden aan de BV verhuurd. De verhuur is in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. Op 28 december 2001 hebben belanghebbende en haar echtgenoot de aandelen in de BV verkocht en geleverd aan de moeder van de echtgenoot. Na de aandelenoverdracht hebben belanghebbende en haar echtgenoot de verhuur van de onroerende zaken aan de BV ongewijzigd voortgezet.

Voor hof Arnhem is in geschil of na datum van de aandelenoverdracht sprake is van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Het hof toetst aan het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2010, nr. 09/02120. Volgens het hof volgt uit het arrest niet, zoals belanghebbende meent, dat de bij de ongebruikelijkheidstoets in aanmerking te nemen omstandigheden 'rechtstreeks' met de terbeschikkingstelling dienen samen te hangen. Als toetsingsmoment dient allereerst het moment van de terbeschikkingstelling in aanmerking te worden genomen, en vervolgens de momenten waarop aangenomen dient te worden dat tussen onafhankelijke derden een herziening van de voorwaarden van de huurovereenkomst zal plaatsvinden. Het hof overweegt dat vanaf 28 december 2001 sprake is van een maatschappelijk ongebruikelijke terbeschikkingstelling en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De A-G meent dat de vraag of sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling niet eerder kan worden beoordeeld dan naar gelang van het moment van de verkoop en overdracht van de aandelen aan de moeder van de echtgenoot. Op dat moment bestaat voor het eerst de mogelijkheid dat de verhuur kwalificeert als een ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001. Het gaat er in casu om of een nieuwe terbeschikkingstelling start die op eigen merites moet worden beoordeeld. A-G Niessen overweegt dat de uit de wetsgeschiedenis blijkende strekking van de regeling en HR 15 oktober 2010, nr. 09/02120 niet voor het beperkt in aanmerking nemen van omstandigheden pleiten. Ten overvloede merkt hij op dat naar zijn oordeel de overgang van "gewone" naar "ongebruikelijke" terbeschikkingstelling niet zal hoeven leiden tot fiscale afrekening ter zake van eventuele stille reserves in de ter beschikking gestelde onroerende zaken. De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het beroep.

Metadata

Instantie
HR
Datum instantie
9 november 2012
Rolnummer
11/03829
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX8476
ECLI:NL:PHR:2012:BX8476

Naar de bovenkant van de pagina