Direct naar content gaan

Samenvatting

In 2014 werkt X (belanghebbende) in Nederland. Hij had in 2014 een partner en twee kinderen jonger dan 12 jaar. De partner woonde vanwege haar werk sinds 2013 met de kinderen in België en stond met hen op hun woonadres in België ingeschreven. X was ingeschreven in de BRP op een Nederlands woonadres.

X verbleef in 2014 drie dagen per week en in de vakanties bij zijn gezin in België.

X betoogt in deze procedure dat, hoewel wegens het inschrijvingsvereiste niet aan de voorwaarden voor toepassing van de iack is voldaan, hem de iack toch moet worden toegekend.

Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van X ongegrond. Het Hof ziet geen aanleiding om voor 2014 anders te oordelen dan voor 2015 en verwijst naar r.o. 4.1. t/m 4.9 van zijn uitspraak van 31 december 2020 (20/00005, ECLI:NL:GHSHE:2020:4115, NLF 2021/0384). De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen die uitspraak met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard (HR 12 november 2021, 21/00758, ECLI:NL:HR:2021:1686).

De argumenten van X over onder meer het burgerschap van de Unie en het evenredigheidsbeginsel slagen voorts niet.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
31 januari 2024
Rolnummer
22/00793
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:268
NLF-nummer
NLF 2024/0742
Aflevering
26 maart 2024
bwbr0011353&artikel=8.14a,bwbr0011353&artikel=8.14a

Naar de bovenkant van de pagina