Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(38)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw woont in Z en is op 28 april 2005 in het huwelijk getreden met een man waarmee ze enkele jaren een affectieve relatie heeft. Haar echtgenoot woonde in X en is daar ook na het huwelijk blijven wonen. Het echtpaar heeft nimmer een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Ze hebben samen twee kinderen gekregen en de vrouw heeft ook nog een kind uit een vorig huwelijk. In geschil is of de vrouw in 2005 recht heeft op toepassing van de (aanvullende) kinderkorting en (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting. Hierop bestaat alleen aanspraak indien de vrouw in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden geen partner heeft. Onder partner wordt ingevolge artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan een niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot. Het Hof oordeelt anders dan de inspecteur dat het feit dat de vrouw en haar echtgenoot nimmer hebben samengewoond (en dat dus een verbreking van de echtelijke samenleving niet aan de orde kan zijn) niet meebrengt dat van duurzaam gescheiden leven geen sprake kan zijn. Het ziet zich geplaatst voor de vraag of de vrouw en haar echtgenoot ieder afzonderlijk hun eigen leven leiden als ware zij niet met elkaar gehuwd. Bij de beoordeling van deze vraag hecht het Hof grote waarde aan veranderende maatschappelijke ontwikkelingen en acht het van ondergeschikt belang in hoeverre sprake is van een affectieve relatie en of al dan niet kinderen uit het huwelijk zijn voortgekomen. Het Hof acht aannemelijk dat beide echtgenoten het niet voeren van een gezamenlijke huishouding als bestendig bedoelen en komt tot de conclusie dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het niet onderbouwde standpunt van de inspecteur, inhoudende dat van duurzaam gescheiden levende echtgenoten feitelijk alleen sprake kan zijn indien concrete plannen voor een echtscheiding bestaan, vindt naar het oordeel van het Hof geen steun in het recht. De vrouw heeft in 2005 recht op de (aanvullende) kinderkorting en de (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2005
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
4 augustus 2009
Rolnummer
08/00383
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6933
bwbid=bwbr0&artikel=1.2,bwbid=bwbr0&artikel=8.12,bwbid=bwbr0&artikel=8.13,bwbid=bwbr0&artikel=8.15,bwbid=bwbr0&artikel=8.16

Naar de bovenkant van de pagina