Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is van 15 april 2014 tot 24 juni 2015 directeur geweest van een op Aruba gevestigde nv die casino’s exploiteert. Bij beschikking van 22 november 2016 heeft de Ontvanger X als gewezen bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven aanslagen winstbelasting van de nv voor de jaren 2007 en 2008.

Bij het GHvJ is in geschil of de Ontvanger X terecht en op goede gronden (hoofdelijk) aansprakelijk heeft gesteld.

Naar het oordeel van het GHvJ volgt uit artikel 16 Landsverordening op de winstbelasting 1940 dat een hoofdelijke aansprakelijkheid voor de door de vennootschap verschuldigde winstbelasting reeds kan ontstaan op het moment dat het desbetreffende boekjaar (waarover de winstbelasting wordt geheven) van de vennootschap ten einde loopt. Dat brengt met zich dat de Ontvanger X op goede gronden hoofdelijk aansprakelijk heeft kunnen stellen voor de (voorlopige) winstbelastingschulden van de nv voor de jaren 2007 en 2008, ook al zouden er ten tijde van de aansprakelijkstelling geen niet-betaalde, opeisbare aanslagen zijn. Het GHvJ heeft vervolgens het beroep van X op disculpatie verworpen, door te overwegen dat gelet op het aanvankelijk nog aanwezige kassaldo en het nalaten daaruit bij voorrang de Ontvanger te voldoen een beroep op disculpatie niet kan slagen.

X heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Het oordeel van het GHvJ over zowel de aansprakelijkheid als de disculpatie is onjuist. Om die reden kan X alleen op 22 november 2016 aansprakelijk worden gesteld als vaststaat dat de nv op dat moment in gebreke was met de betaling van bij aanslagen geformaliseerde belastingschulden. Voor wat betreft het door X gedane beroep op disculpatie oordeelt de Hoge Raad dat het GHvJ had moeten uitzoeken of X al dan niet een (ernstig) verwijt treft omdat hij niet met voorrang de Ontvanger heeft voldaan, als te beoordelen in het licht van alle relevante omstandigheden.

De Hoge Raad wijst het geding terug. Het GHvJ zal voor elke aanslag apart moeten beoordelen of de nv op het moment van de aansprakelijkstelling van X in gebreke was en, zo ja, of het beroep van X op disculpatie ter zake van zijn aansprakelijkheid slaagt.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2022/0781, met noot van Lopez Ramirez).

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2007-2008
Instantie
HR
Datum instantie
9 december 2022
Rolnummer
20/01791
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1834
Auteur(s)
mr. J. Adeler
Ministerie van Financiën
NLF-nummer
NLF 2022/2514
Aflevering
22 december 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5410

Naar de bovenkant van de pagina