Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) biedt tegen vergoeding zogenoemde HOVO-cursussen aan (Hoger Onderwijs voor Ouderen) binnen Nederlandse universiteiten en hogescholen voor iedereen vanaf 50 jaar.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat het verstrekken van de HOVO-cursussen niet ingevolge de onderwijsvrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel o, onder 2°, Wet OB 1968 jo. artikel 8, lid 1, onderdeel b, Uitv.besl. OB 1968 is vrijgesteld van omzetbelasting. De diensten vallen echter wel onder de voordrachtenvrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel p, Wet OB 1968 en artikel 7 Uitv.besch. OB 1968, aldus het Hof.

De staatssecretaris betoogt in cassatie dat het Hof een te ruime invulling heeft gegeven aan het begrip voordracht in de zin van voormeld artikel. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond. Het Hof is van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan.

Voordrachten in de zin van artikel 11, lid 1, onderdeel p, Wet OB 1968 houden niet méér in dan het uitspreken van een tekst voor een publiek. Aan toepassing van de vrijstelling staat niet in de weg dat de spreker tijdens zijn voordracht gebruikmaakt van (audio)visuele middelen en/of na afloop van zijn voordracht ingaat op vragen van toehoorders. Echter, verdergaande dienstverlening zoals het ten behoeve van de voordracht vooraf of achteraf ter beschikking stellen van studiemateriaal, dan wel het gelegenheid geven tot inbreng van of discussie met de toehoorders tijdens of na afloop van de voordracht ontneemt aan de prestatie het karakter van voordracht en kan niet onder deze vrijstelling worden gebracht, ook niet als bijkomende prestatie die het lot van de hoofddienst zou moeten delen.

Het incidentele cassatieberoep van X is ongegrond. Het Hof is bij zijn oordeel dat de onderwijsvrijstelling niet van toepassing is niet van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan.

De Hoge Raad doet de zaak af.

Het Hof heeft de subsidiaire stelling van X dat de HOVO-cursussen moeten worden aangemerkt als lezingen in de zin van tabel I, post b.14, onderdeel d, Wet OB 1968, onbehandeld gelaten.

De Hoge Raad merkt in dit verband op dat voordrachten en lezingen min of meer synonieme begrippen zijn. De wetgever heeft het mogelijk gemaakt dat bepaalde voordrachten en lezingen onder zowel artikel 11, lid 1, onderdeel p, Wet OB 1968 als artikel 9, lid 2, onderdeel a, Wet OB 1968 vallen. De ondernemer die een dergelijke voordracht of lezing tegen vergoeding verzorgt, kan in die gevallen dus kiezen voor toepassing van die vrijstelling dan wel het verlaagde tarief. In casu heeft Rechtbank Noord-Holland terecht geoordeeld dat de HOVO-cursussen niet onder het verlaagde tarief kunnen worden gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
september 2016
Instantie
HR
Datum instantie
5 april 2024
Rolnummer
22/00167
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:383
Auteur(s)
dr. B. Willemsen LLM
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/0891
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6342
bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,celex32006l0112&artikel=132,celex32006l0112&artikel=132,celex32006l0112&artikel=371,celex32006l0112&artikel=371

Naar de bovenkant van de pagina