Forensenbelasting ondanks overheidsmaatregelen tijdens coronacrisis
undefined, 9 januari 2023
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(60)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(1)
Samenvatting
De Heffingsambtenaar heeft aan X (belanghebbende) ten aanzien van een woning in de gemeente Schouwen-Duiveland aanslagen forensenbelasting opgelegd van € 955,58 (2018), € 1.076,74 (2019) en € 1.156,13 (2020).
X heeft met B een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten. De woning is in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 275 dagen verhuurd geweest aan derden.
X heeft zelf ook gebruikgemaakt van de woning. Het feitelijk eigen gebruik was in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 90 dagen per jaar.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd.
Voor de jaren 2018 en 2019 staat vast dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst het gehele jaar van toepassing was en de feitelijke verhuur in die jaren minder dan 275 dagen per jaar was. Dit betekent dat de woning meer dan 90 dagen van die belastingjaren voor X of zijn gezin beschikbaar werd gehouden en dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan. Dat X maar 23 dagen (2018) resp. 16 dagen (2019) feitelijk van de woning gebruik heeft gemaakt, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van het jaar 2020 is deels de oude verhuurbemiddelingsovereenkomst van kracht, deels geen en deels een nieuwe overeenkomst. Ook voor het jaar 2020 heeft de woning meer dan 90 dagen aan X en zijn gezin ter beschikking gestaan. Het betoog van X dat de woning voor 176 dagen niet verhuurd is geweest door overheidsmaatregelen ter voorkoming van het coronavirus, maakt dat niet anders. Voor het belastbaar feit is namelijk het beschikbaar houden van de woning relevant en niet het feitelijk gebruik of een tijdelijke beperking in het gebruik van de woning.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2023 in de zaak tussen
belanghebbende te woonplaats, belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland , de heffingsambtenaar.
1. Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar die gaan over de aan belanghebbende opgelegde aanslagen forensenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020.
1.2. De rechtbank heeft de beroepen op 9 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is sinds 2015 eigenaar van de woning [woning] , gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: de woning).
2.2. Zijn hoofdverblijf heeft belanghebbende buiten de gemeente Schouwen-Duiveland.
2.3. Belanghebbende verhuurt de woning door tussenkomst van [B.V.] (hierna: [B.V.] ) aan derden. Hiertoe hebben belanghebbende en [B.V.] op 21 maart 2015 een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst was aangegaan voor de duur van vijf jaar en liep dus tot 21 maart 2020. In de overeenkomst staan drie opties vermeld, te weten (i) maximaal 89 dagen toegestaan voor eigen gebruik, (ii) volledig beschikbaar voor de verhuur en (iii) onbeperkt eigen gebruik mogelijk. Belanghebbende heeft bij het sluiten van de overeenkomst voor optie (ii) gekozen.
2.4. In de overeenkomst is verder in artikel 4 opgenomen:
2.5. Op 1 juni 2020 heeft belanghebbende een nieuwe verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [B.V.] ten behoeve van de verhuur van de woning. In die overeenkomst staan twee opties vermeld, te weten (i) maximaal 89 dagen toegestaan voor eigen gebruik en (ii) onbeperkt eigen gebruik. Belanghebbende heeft bij het sluiten van die overeenkomst voor optie (i) gekozen.
2.6. Belanghebbende heeft verder algemene voorwaarden van [B.V.] overgelegd, waarin in artikel 4, genaamd “rechten van de eigenaar”, het volgende is opgenomen:
2.7. De woning is in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 275 dagen verhuurd geweest aan derden.
2.8.Belanghebbende heeft zelf ook gebruik gemaakt van de woning. Het feitelijk eigen gebruik was in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 90 dagen per jaar.
2.9. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de woning aanslagen forensenbelasting opgelegd van € 955,58 (2018), € 1.076,74 (2019) en € 1.156,13 (2020).
2.10. Belanghebbende heeft tegen die aanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de aanslagen forensenbelasting gehandhaafd.
3. Beoordeling door de rechtbank
3.1. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar de aanslagen forensenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020 terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2. De rechtbank stelt daartoe voorop dat de forensenbelasting ertoe dient om mensen die een woning in een gemeente kunnen gebruiken, maar geen ingezetene zijn van deze gemeente, een bijdrage te laten betalen aan voorzieningen in die gemeente, ook wanneer zij de woning gedeelten van het jaar door derden laten gebruiken. In de regelgeving van de gemeente Schouwen-Duiveland staat dat forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3.3. Volgens vaste rechtspraak moet voor het begrip ‘beschikbaar houden’ het volgende worden aangenomen. Indien een gemeubileerde woning is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, wordt die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
3.4. Enerzijds betekent het voorgaande dat een woning in beginsel beschikbaar is voor de eigenaar en zijn gezin op de dagen dat de woning niet is verhuurd aan derden, ook al maakt de eigenaar en zijn gezin op die dagen geen gebruik van de woning. En anderzijds dat als het eigen gebruik van de eigenaar in een verhuurovereenkomst is gemaximeerd op 90 dagen per jaar en ook feitelijk niet meer dan 90 dagen van de vakantiewoning door de eigenaar gebruik is gemaakt in dat jaar, dat de woning dan niet voor meer dan 90 dagen aan de eigenaar ter beschikking staat in dat jaar.
3.5. Belanghebbende voert allereerst aan dat [B.V.] een reserveringssysteem hanteert, waarin belanghebbende uitsluitend de dagen die hij in het systeem heeft geblokkeerd, van de woning gebruik kan maken. De dagen dat hij de woning niet in het reserveringssysteem van [B.V.] heeft geblokkeerd, werd de woning niet door belanghebbende (en/of zijn gezin) gebruikt en kon dat ook niet. De woning stond op de niet geblokkeerde dagen volledig ter beschikking voor [B.V.] om te verhuren. Belanghebbende (en/of zijn gezin) heeft de woning voor eigen gebruik in het jaar 2018 voor 23 dagen, in het jaar 2019 voor 16 dagen en in 2020 voor 17 dagen gebruikt. Op een paar onderhoudsdagen na, had de resterende periode [B.V.] of een huurder de beschikking over de woning, aldus belanghebbende. Verder wijst belanghebbende op artikel 4 van de algemene voorwaarden van [B.V.] die volgens hem van toepassing zijn, nu hij jaarlijks in het reserveringssysteem die voorwaarden moet accepteren alvorens de woning door [B.V.] voor verhuur wordt opengesteld. Op grond van artikel 4.2 van die algemene voorwaarden mag hij de woning niet meer dan 89 nachten per jaar gebruiken, waar hij ook altijd naar heeft gehandeld, aldus belanghebbende.
3.6. De rechtbank komt tot het volgende. Voor de bepaling wat belanghebbende en [B.V.] zijn overeengekomen, is niet alleen van belang wat in de schriftelijke overeenkomst staat, maar ook de uitvoering die zij daaraan hebben gegeven. Hier is tot en met 21 maart 2020 aan de orde dat op schrift staat dat de woning volledig beschikbaar is voor de verhuur. Naar normaal spraakgebruik zou dat betekenen dat de woning niet beschikbaar is voor eigen gebruik door belanghebbende. Artikel 4.2 van de verhuurovereenkomst duidt daar ook op; dat artikel 4.1 met de daarin vermelde beperking van het eigen gebruik ‘komt te vervallen’ is logisch indien er sowieso geen sprake is van eigen gebruik. De tekst van de overeenkomst op het punt van de volledige beschikbaarheid voor verhuur wordt echter niet nageleefd. Belanghebbende gebruikt de woning immers wél voor eigen gebruik. Hij heeft dus wel de woning mede voor eigen gebruik ter beschikking gehad.
3.7. Gelet op het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de tot 21 maart 2020 gehanteerde uitvoering van de overeenkomst dat het eigen gebruik van de woning tot en met 21 maart 2020 niet voor meer dan 89 (of 90) dagen was uitgesloten. De algemene voorwaarden van [B.V.] , waar belanghebbende op wijst, maken dat in dit geval niet anders. De algemene voorwaarden komen pas aan bod indien een aspect in de overeenkomst onduidelijk of ongeregeld is gebleven, hetgeen ten aanzien van het eigen gebruik hier naar het oordeel van de rechtbank niet het geval is.
3.8. Voor de aanslagen forensenbelasting over de jaren 2018 en 2019 betekent dat het volgende. Voor die jaren staat vast dat de overeenkomst het gehele jaar van toepassing was en de feitelijke verhuur in die jaren minder dan 275 dagen per jaar was (zie 2.7). Dit betekent dat de woning meer dan 90 dagen van die belastingjaren voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden en dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan. Dat belanghebbende maar 23 dagen (2018) respectievelijk 16 dagen (2019) feitelijk van de woning gebruik heeft gemaakt, leidt niet tot een ander oordeel. Het feitelijk gebruik is immers niet maatgevend. Dat belanghebbende voor het eigen gebruik een reservering dient te plaatsen op de website van [B.V.] om daadwerkelijk zelf te kunnen beschikken over de woning, doet er niet aan af dat hij de woning tot zijn beschikking heeft op dagen waarin de woning niet is verhuurd.
3.9. Ten aanzien van het jaar 2020 is zoals hiervoor aangegeven tot 21 maart 2020 de overeenkomst waarin volledige beschikbaarheid voor verhuur was afgesproken van kracht. In de periode tussen 21 maart 2020 en 1 juni 2020 is geen verhuurbemiddelingsovereenkomst van kracht, en vanaf 1 juni 2020 is er een nieuwe schriftelijke overeenkomst waarin staat dat eigen gebruik van de woning maximaal 89 dagen per jaar is toegestaan. Die laatstgenoemde overeenkomst heeft geen terugwerkende kracht. Dat betekent dat tot 1 juni 2020 hetgeen in 3.6 en 3.7 is overwogen van toepassing is, en dus tot 1 juni 2020 de woning (ongelimiteerd) voor eigen gebruik ter beschikking stond en vanaf 1 juni 2020 voor 89 dagen per jaar. Gelet op het feit dat de woning voor minder dan 275 dagen verhuurd is geweest, betekent dit dat de woning in het jaar 2020 meer dan 90 dagen aan belanghebbende en zijn gezin ter beschikking heeft gestaan. Het betoog van belanghebbende dat de woning voor 176 dagen niet verhuurd is geweest door overheidsmaatregelen ter voorkoming van het coronavirus, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor het belastbaar feit is namelijk het beschikbaar houden van de woning relevant en niet het feitelijk gebruik of een tijdelijke beperking in het gebruik van de woning.
4. Conclusie en gevolgen
De rechtbank komt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar terecht de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2018, 2019 en 2020 aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank verklaart de beroepen daarom ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen forensenbelasting in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 9 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.