Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in 1960 getrouwd met mevrouw Y. Zij bezaten twee woningen, één in Nederland en één in Zwitserland. Zij hebben twee kinderen, woonachtig in Nederland.

In 2000 hebben X en Y een document opgesteld waarin zij hebben vastgelegd dat zij niet langer samenwonen. In dit document hebben zij ook vastgelegd dat de echtgenote de exclusieve beschikking kreeg over de woning in Nederland en dat X de exclusieve beschikking kreeg over de woning in Zwitserland. X heeft zich medio 2000 ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie in Zwitserland op het adres van de Zwitserse woning.

X heeft voor de jaren 2011-2017 aangifte IB/PVV gedaan als zijnde inwoner van Zwitserland en buitenlands belastingplichtige in Nederland.

De Inspecteur heeft in 2016 een onderzoek ingesteld naar de fiscale woonplaats van X. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn aan X (navorderings)aanslagen opgelegd over voornoemde jaren.

X heeft tevergeefs beroep en hoger beroep ingesteld.

Hof Den Bosch oordeelt dat het voorschrift van artikel 10:3, lid 3, Awb niet is geschonden. Verder acht het Hof aannemelijk dat de Inspecteur beschikt over een nieuw feit in de zin van artikel 16 AWR.

X was naar nationaal recht en op grond van de tussen Nederland en Zwitserland gesloten belastingverdragen in de jaren 2011 tot en met 2017 inwoner van Nederland. Hij was belastingplichtig voor zijn wereldinkomen. Voorts zijn de aanslagen niet te hoog vastgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011-2017
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
5 juni 2024
Rolnummer
22/1718; 22/1722; 22/1723; 22/1724; 22/1725
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:1872
NLF-nummer
NLF 2024/1431
Aflevering
18 juni 2024
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0005537&artikel=10:3,bwbr0005537&artikel=10:3

Naar de bovenkant van de pagina