Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

RWE Power exploiteerde drie dagbouwmijnen op verschillende locaties in het Rijnlandse bruinkoolwinningsgebied. In deze mijnen won zij bruinkool die hoofdzakelijk diende voor de opwekking van elektriciteit in haar elektriciteitscentrales, terwijl 10% van de gewonnen bruinkool bestemd was voor de productie van bruinkoolbriketten en bruinkoolstof in haar fabrieken.

Het douanehoofdkantoor (Duitsland) weigert vrijstelling te verlenen voor de elektriciteit die RWE in 2003 en 2004 in haar dagbouwmijnen en elektriciteitscentrales heeft gebruikt voor de productie van elektriciteit.

In het kader van een geding hierover twijfelt de verwijzende rechter over de omvang van de vrijstelling van artikel 14, lid 1, onderdeel a, eerste zin, Richtlijn 2003/96 (Richtlijn Energiebelastingen). Zij heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ verklaart voor recht dat de in artikel 14, lid 1, onderdeel a, eerste volzin, Richtlijn 2003/96 bedoelde belastingvrijstelling voor ‘elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit’ niet geldt voor elektriciteit die wordt gebruikt voor de winning van een energieproduct als bruinkool in een dagbouwmijn, wanneer deze elektriciteit niet wordt gebruikt in het kader van een technologisch proces van elektriciteitsproductie, maar voor de vervaardiging van een energieproduct. Deze vrijstelling kan daarentegen wel gelden voor de daaropvolgende omzetting en verwerking van dat energieproduct in elektriciteitscentrales met het oog op de productie van elektriciteit, voor zover deze handelingen onontbeerlijk zijn voor en rechtstreeks bijdragen aan het technologische proces van die productie.

De in voornoemde bepaling bedoelde belastingvrijstelling voor ‘elektriciteit die wordt gebruikt tot instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren’ kan ook gelden voor elektriciteit die wordt gebruikt voor de werking van installaties voor de opslag van een energieproduct als bruinkool en voor de werking van vervoermiddelen waarmee dit product kan worden getransporteerd, wanneer deze handelingen plaatsvinden in elektriciteitscentrales en voor zover zij onontbeerlijk zijn voor en rechtstreeks bijdragen aan de instandhouding van het vermogen van het technologische proces van elektriciteitsproductie.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Milieu- en energieheffingen
Belastingtijdvak
2003-2004
Instantie
HvJ
Datum instantie
8 maart 2023
Rolnummer
C‑571/21
ECLI
ECLI:EU:C:2023:186
Auteur(s)
mr. M. Betjes
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2023/0665
Aflevering
30 maart 2023
Judoreg
NFB5680

Naar de bovenkant van de pagina