Zwarte loonbetalingen; valsheid in geschrift; overschrijding redelijke termijn
Hof Den Bosch, 30 januari 2024
Samenvatting
In deze strafzaak acht Hof Den Bosch ten laste van verdachte X (bv) bewezen verklaard dat zij gedurende meerdere jaren valsheid in geschrift heeft gepleegd, waardoor loonbetalingen buiten de loonadministratie zijn gehouden en te weinig loonheffing is afgedragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de Belastingdienst in de correctheid van aangiften loonheffing en in de juistheid van een loonadministratie moet kunnen hebben, ernstig geschaad. Door deze handelswijze heeft de verdachte tevens een oneerlijke concurrentiepositie verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economisch verkeer. Verder heeft de verdachte door het valselijk doen opmaken van de bedrijfsadministratie het vertrouwen dat in het algemeen in dergelijke administraties, telkens een samenstel van geschriften, moet kunnen worden gesteld, ernstig geschonden. Het Hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
In beginsel acht het Hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de oplegging van een geldboete van € 35.000 zoals die is opgelegd door Rechtbank Oost-Brabant passend. Inmiddels is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, lid 1, EVRM, wel in forse mate geschonden. De geldboete wordt daarom met € 10.000 verminderd.
BRON
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 17 december 2018, in de strafzaak met parketnummer 01-997531-15 tegen:
verdachte, gevestigd te adres 1.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het “doen plegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een geldboete van € 35.000,--. Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van inbeslaggenomen goederen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 25.000,-- en de inbeslaggenomen goederen verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2015, te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna genoemde bescheiden in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen:
- aangiften loonbelasting en bijbehorende e-mails aan administratiekantoor [bedrijf] (doc-010-02 t/m doc-010-04 en doc-011-14), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- loonstroken (doc-011-05 t/m doc-011-11, doc-011-13, doc-014-03 t/m doc-014-05, doc-014-10, doc-014-14, doc-014-15 en doc-014-17), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- jaarstukken 2012 en/of 2013 (doc-014-119 en doc-014-120), terwijl die/dat stuk(ken) geen weergave zijn/is van de werkelijke baten en/of lasten van de vennootschap,
zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 juli 2015 te Eindhoven de bedrijfsadministratie, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna genoemde bescheiden in die bedrijfsadministratie te doen opnemen:
- aangiften loonbelasting en bijbehorende e-mails aan administratiekantoor [bedrijf] (doc-010-03, doc-010-04 en doc-011-14), terwijl die stukken niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemers gewerkte uren en
- loonstroken (doc-011-05 t/m doc-011-11 en doc-014-10), terwijl die stukken niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemers gewerkte uren,
zulks met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
[medeverdachte 1] en zijn voormalige echtgenote [medeverdachte 2] zijn sinds 16 juni 2003 vennoten van de verdachte, de vennootschap onder [verdachte] , gevestigd aan [adres 1] . De bedrijfsactiviteiten van de verdachte zijn: een [voedsel] restaurant. Het restaurant is vanaf 11.00 uur open en sluit door de week om 1.00 uur en in het weekend om 4.00 uur. De bovenwoning van het restaurant met het adres [adres 2] wordt door [medeverdachte 1] al 13 jaren gehuurd. Hij heeft daar samen met zijn vrouw en kinderen gedurende 12 jaren gewoond. Sinds een jaar wonen zij in de [adres 3] , maar [medeverdachte 1] blijft de bovenwoning huren. Alleen [medeverdachte 1] en zijn vrouw hebben de sleutel van deze bovenwoning aan [adres 2] .
Op 7 oktober 2015 heeft de verdachte [medeverdachte 1] tegenover opsporingsambtenaren van de Inspectie SZW verklaard dat hij altijd in de zaak is. Zijn vrouw heeft niets met de zaak te maken. [medeverdachte 1] levert de financiële gegevens aan zodat zijn vrouw het kasboek kan opmaken. Op 8 oktober 2015 heeft [medeverdachte 1] naar aanleiding van vragen over de door het personeel gewerkte uren verklaard dat hij mondeling of schriftelijk aan zijn vrouw doorgeeft hoeveel uren zij per werknemer moet doorgeven aan de boekhouder. Zij doet dit vervolgens per mail. De boekhouder heeft de gegevens van de werknemers. De boekhouder maakt de contracten. Zijn vrouw komt zelden in de zaak. [medeverdachte 1] regelt alles met de uren. Hij doet de bestellingen en neemt de beslissingen. Zijn vrouw doet de boekhouding, maakt de e-mails en maakt het kasboek. Zij doet wat [medeverdachte 1] haar opdraagt als het gaat om de administratie. [medeverdachte 1] verzamelt de papieren op de zaak en neemt die mee naar huis, onder andere urenbriefjes. [medeverdachte 1] doet de contante betalingen en zijn vrouw doet de bankzaken. Op 9 oktober 2015 heeft de verdachte [medeverdachte 1] nog bevestigd dat hij degene is die het personeel aanneemt, dat hij het loon aan het personeel van [verdachte] contant uitbetaalt en dat hij dagelijks in de zaak aanwezig is. Zijn vrouw voert in de zaak geen werkzaamheden uit. Zij schrijft de kasbladen en doet dat op basis van de gegevens die [medeverdachte 1] haar verstrekt. De loonbedragen van de werknemers op de kasbladen schrijft zij over van de loonstroken van de werknemers.
De getuige [getuige 1] , eigenaar van administratiekantoor [bedrijf] te Eindhoven, heeft verklaard dat [verdachte] sinds 2011 klant is van zijn kantoor. Zijn kantoor verzorgt voor [verdachte] onder andere de loonadministratie binnen het computerprogramma RoosRoos, de financiële administratie en de aangifte loonheffing per maand. De contactpersoon bij [verdachte] is [medeverdachte 2] . Zij brengt maandelijks onder meer de kasadministratie met onderliggende bescheiden.
In het begin heeft het administratiekantoor de arbeidscontracten opgemaakt en later werd dat samen met [medeverdachte 2] gedaan. Medewerkster [getuige 2] van administratiekantoor [bedrijf] verzorgt de loonadministratie en heeft via de e-mail contact met [medeverdachte 2] . Via de mail krijgt [getuige 2] de personeelsgegevens en loongegevens. Aan de hand van deze gegevens maakt zij de loonadministratie in RoosRoos. [getuige 2] doet voor de loonheffing voor [verdachte] maandelijks aangifte bij de Belastingdienst. Over de werkzaamheden binnen [verdachte] heeft [getuige 1] verklaard dat [medeverdachte 1] het feitelijke werk in de zaak doet en dat [medeverdachte 2] het administratieve gedeelte verzorgt.
[getuige 2] is ook als getuige gehoord en heeft verklaard dat zij sinds 2007 werkzaam is bij administratiekantoor [bedrijf] . Zij voert samen met haar collega [medeverdachte 3] de loonadministratie voor klanten binnen het programma RoosRoos. Sinds 2011 verzorgt zij de loonadministratie voor [verdachte] werkt uitsluitend met oproepkrachten. [getuige 2] krijgt de gegevens van deze oproepkrachten meestal via de mail doorgestuurd door [medeverdachte 2] . [getuige 2] deed aangifte voor de loonheffing voor [verdachte] De door de werknemers gewerkte uren kreeg zij per maand via de mail door [medeverdachte 2] toegezonden. Elke maand kreeg zij een mail van [medeverdachte 2] met hierop de namen en de gewerkte uren van de werknemers in die maand. Aan de hand van de ontvangen uren maakte [getuige 2] de loonstroken. Deze stuurde zij per mail naar [medeverdachte 2] . De lonen werden in de financiële administratie en loonadministratie verwerkt op basis van de via de mail aangeleverde gewerkte uren. De aangiften loonheffing werden door [getuige 2] gedaan aan de hand van de door [medeverdachte 2] aangeleverde gewerkte uren. De enige met wie [getuige 2] contact had was [medeverdachte 2] . Met [medeverdachte 1] heeft zij het nooit over de administratie gehad.
Aan [getuige 2] zijn tijdens het verhoor overzichten van de aangiften loonheffing met daarbij gevoegd e-mails tussen haarzelf en [medeverdachte 2] over de gewerkte uren en gegevens met betrekking tot de werknemers over jaren 2012 tot en met 2015, zoals die zijn aangetroffen in de fysieke en digitale administratie van administratiekantoor [bedrijf] , getoond, waaronder DOC-010-03 en DOC-010-04. [getuige 2] heeft daarover verklaard dat zij deze overzichten van de aangiften loonheffing herkent en dat de mails daarbij inderdaad mails zijn tussen [medeverdachte 2] en administratiekantoor [bedrijf] . Alle betreffende mails zijn door [medeverdachte 2] verzonden. Soms sloot zij af met de naam [naam 1] of met de naam [verdachte] . De in deze mails gewerkte uren zijn de uren die [getuige 2] in opdracht van [verdachte] in de bedrijfsadministratie heeft verwerkt, met name de loonadministratie, en hebben als basis gediend voor de aangiften loonheffing. Aan het einde van de maand maakte administratiekantoor [bedrijf] direct na ontvangst van de mail de loonstroken op en die werden verzonden naar [medeverdachte 2] .
Op 9 juli 2015 werd tijdens een doorzoeking in het bedrijfspand van de onderneming [verdachte] , gevestigd aan [adres 1] , in de daarboven gelegen woning [adres 2] en in de woning van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het adres [adres 3] , de fysieke bedrijfsadministratie van de onderneming in beslag genomen en werd de digitale
bedrijfsadministratie veiliggesteld.
Tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van [verdachte] aan [adres 1] werden naast [medeverdachte 1] de volgende werknemers aangetroffen: [getuige 3] , [getuige 6] , [betrokkene 1] , [getuige 7] en [getuige 4] .
Op het adres [adres 2] zijn onder meer diverse administratieve bescheiden en kladbriefjes/urenbriefjes inbeslaggenomen.
Ook tijdens de doorzoeking van de woning op het adres [adres 3] zijn allerlei administratieve bescheiden aangetroffen, waaronder kladbriefjes/urenbriefjes en salarisspecificaties. Bij die gelegenheid zijn ook twee laptops inbeslaggenomen.
Op 10 juli 2015 werd bij administratiekantoor [bedrijf] te Eindhoven de uitlevering gevorderd van alle administratie/documenten met betrekking tot de onderneming [verdachte] en haar vennoten. Hierbij werden in de uitgeleverde documenten gehecht aan een intern document genaamd "overzicht aangiften loonbelasting" per jaar uitgeprinte e-mails tussen e-mailaccount [e-mailadres] en administratiekantoor [bedrijf] aangetroffen. De verbalisanten zagen dat er maandelijks e-mails werden verzonden vanuit dit account. In deze e-mails werd vanuit de [verdachte] naar [bedrijf] aangegeven welke werknemers in die betreffende maand hadden gewerkt en hoeveel uren zij hadden gewerkt. Bij deze stukken bevonden zich ook DOC-010-03 (overzicht aangiften loonbelasting [verdachte] en e-mails met gewerkte uren over het jaar 2013) en DOC-010-04 (overzicht aangiften loonbelasting [verdachte] en e-mails met gewerkte uren over het jaar 2014). In de veiliggestelde data van de bedrijfsadministratie van [verdachte] bij [bedrijf] werden de ontvangen e-mails met opgaven van de namen van de werknemers en de door deze werknemers gewerkte uren bij de verdachte onderneming [verdachte] aangetroffen, waaronder DOC-011-14 (e-mail met gewerkte uren over de maand juni 2015).
In de data afkomstig van de laptops die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen op het adres [adres 3] en de data afkomstig van [bedrijf] zijn diverse arbeidsovereenkomsten en loonstroken van werknemers van de [verdachte] aangetroffen. Naast deze digitale loonstroken en arbeidsovereenkomsten werden binnen de in beslag genomen stukken eveneens fysieke loonstroken en arbeidsovereenkomsten van de werknemers van [verdachte] aangetroffen. Onder deze loonstroken, zowel bij de fysieke als bij de digitaal aangetroffen loonstroken, bevonden zich de loonstroken behorende bij de onderzoeksperiode van januari 2012 tot en met juni 2015. Het gaat onder meer om de navolgende loonstroken:
DOC-011-05, [getuige 3] , augustus 2013
DOC-011-06, [getuige 8] , november 2013
DOC-011-07, [getuige 8] , januari 2014
DOC-011-08, [getuige 9] , januari 2014
DOC-011-09, [getuige 9] , april 2014
DOC-011-10, [getuige 9] , maart 2014.
Bij de doorzoekingen zijn notitieblaadjes met daarop de naam [X] aangetroffen (hierna ook: [X] urenbriefjes). Vastgesteld werd dat het hier gaat om urenbriefjes van werknemers van de verdachte onderneming [verdachte] . Op deze [X] urenbriefjes staan diverse handgeschreven gegevens vermeld, zoals een voornaam en/of handtekening, weekdagen, getallen en soms een datum. Uit de verklaringen van een aantal werknemers van de onderneming [verdachte] kwam naar voren dat zij zelf de door hen feitelijk per week gewerkte uren bijhielden op zo’n [X] urenbriefje en dat zij deze [X] urenbriefjes inleverden bij [medeverdachte 1] ter controle. Op basis van deze urenbriefjes werden de salarissen door [medeverdachte 1] contant aan de werknemers uitbetaald. Alle aangetroffen [X] urenbriefjes, behorende tot de onderzoeksperiode 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2015, werden door een medewerker van de Belastingdienst in een Excel-overzicht verwerkt om inzicht te krijgen in de personele bezetting, de feitelijke gewerkte uren en het uitbetaalde salaris. Tevens werden zijn bevindingen vastgelegd in een verslag. In dit verslag wordt geconcludeerd dat er meer uren zijn gewerkt en meer lonen zijn uitbetaald dan in de loonadministratie zijn verantwoord. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de loonadministratie niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.
Middels een stelselmatige observatie met behulp van een technisch hulpmiddel, te weten een camera, is in de periode van 11 mei 2015 tot en met 15 juni 2015 informatie verkregen over de aanwezigheid en de werkzaamheden van de personen die werkzaam zijn bij [verdachte] De waarnemingen werden in een Excel-overzicht geplaatst, in het onderzoeksdossier opgenomen als DOC-008-026.
Uit de cameraobservatie is naar voren gekomen dat de verdachte [medeverdachte 1] dagelijks aanwezig is in [verdachte] Behalve leiding geven en het houden van toezicht voert hij ook regelmatig werkzaamheden uit, zoals het bereiden van gerechten en het bedienen van de kassa’s. Tijdens de observatieperiode, 11 mei 2015 tot en met 15 juni 2015, zijn er veertien verschillende werknemers waargenomen binnen [verdachte] , [medeverdachte 1] niet meegerekend. Echter, in de aangiften loonheffing bij de Belastingdienst van [verdachte] worden er in de maanden mei en juni 2015 slechts vijf werknemers verantwoord, waaronder zes verschillende personen, te weten [getuige 7] , [getuige 4] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [getuige 6] Abd [getuige 6] .
Diverse werknemers van [verdachte] zijn als getuige gehoord.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij vanaf januari 2013 werkzaam is bij [verdachte] als oproepkracht. [medeverdachte 1] bepaalt wie wanneer moet werken en houdt de gewerkte uren van het personeel bij. [getuige 3] kreeg van [medeverdachte 1] een loonstrook. Het salaris wordt door [medeverdachte 1] contant in de zaak van [verdachte] uitbetaald, aan het einde van de maand.
Ook de getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op oproepbasis werkzaam is bij [verdachte] Hij houdt zelf zijn uren bij op een papier. Ongeveer de 26e van de maand geeft hij op een briefje aan [medeverdachte 1] door hoeveel uren hij heeft gewerkt. Een paar dagen later krijgt hij van [medeverdachte 1] een loonstrook. De loonstroken print [medeverdachte 1] uit onder de bar. [medeverdachte 1] betaalt contant het salaris uit. Hij is de baas en heeft de leiding. Tijdens een tweede verhoor zijn aan de getuige [getuige 4] de zogenoemde [X] urenbriefjes getoond, te weten DOC-014-18 en DOC-014-19. Hierover heeft hij verklaard dat hij deze briefjes herkent. Op deze briefjes schreef [getuige 4] zijn naam en schreef hij ook op welke dagen hij had gewerkt. Iedere maand maakte hij zo’n briefje. Onderaan schreef hij het aantal totaal gewerkte uren maal 6,5, te weten het netto uurloon van € 6,50.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij in 2013 of 2014 bij [verdachte] heeft gewerkt en dat hij er nu sinds ongeveer twee maanden weer werkt. Hij werkt als hij door de baas gebeld wordt. De loonstroken krijgt hij persoonlijk door de baas overhandigd. Het salaris werd contant door de baas betaald. De baas noteerde de door hem gewerkte uren op een papier. Aanvankelijk verklaarde de getuige [getuige 5] dat hij in de periode januari 2015 tot en met juni 2015 niet voor [verdachte] had gewerkt. Toen hij er mee werd geconfronteerd dat hij op de camerabeelden in de maanden mei en juni daar wel aan het werk was gezien, verklaarde hij dat hij toen ook heeft gewerkt bij [verdachte] en dat de baas hem heeft verteld dat hij dat hij dat niet officieel heeft geregistreerd. Als iemand hiernaar zou vragen moest hij van de baas zeggen dat hij daar niet heeft gewerkt.
De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij vanaf maart of april 2013 bij [verdachte] werkt. Hij schreef de gewerkte uren op en dat briefje gaf hij aan [medeverdachte 1] en die gaf dan zijn salaris. Hij gaf de gewerkte uren één keer per week aan [medeverdachte 1] door, op zondag. Ook andere werknemers schrijven hun uren op een briefje. Alle werknemers krijgen contant uitbetaald.
Ook de getuige [getuige 7] verklaard dat hij zelf de gewerkte uren op een briefje bijhield en dat hij dat briefje aan [medeverdachte 1] liet zien. Die rekende dan de uren nog even na en betaalde hem dan uit. Het geld kwam uit de kassa of de broekzak van [medeverdachte 1] . De loonstroken waren per maand en de loonbetalingen per week. [getuige 7] heeft verklaard nooit te hebben gecontroleerd of het bedrag op de loonstrook juist was. Hij is in januari 2015 begonnen te werken bij [verdachte]
De getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij sinds ongeveer een jaar weer werkt bij [verdachte] als oproepkracht. De verdachte [medeverdachte 1] belt hem wanneer hij hem nodig heeft. [medeverdachte 1] geeft hem persoonlijk de loonstrook. Hij krijgt wekelijks contant betaald. Afgelopen zaterdag schreef [getuige 8] de uren op een kladblok en dan keer 7 euro. Dat berekende hij dan voor [medeverdachte 1] en dan kreeg hij direct contant betaald. Toen aan de getuige het zogenoemde [X] urenbriefje DOC-014-02 werd getoond, antwoordde hij dat dit het kladblaadje is dat hij daarvoor gebruikt. Wat erop staat heeft [getuige 8] zelf geschreven. De anderen doen dat meestal ook zo. [medeverdachte 1] betaalde hem aan de toonbank en haalde het geld uit zijn zak. De opgave door [verdachte] aan de Belastingdienst voor de maand mei 2015, te weten dat er geen loon aan hem is betaald, klopt volgens [getuige 8] niet. Hij heeft toen wel gewerkt, maar er is toen geen loonaangifte geweest. De loonstrook van mei 2015 klopt niet, aldus [getuige 8] .
De getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij van 1 november 2013 tot en met juni 2014 werkzaam is geweest bij [verdachte] als oproepkracht. Hij werd gebeld in het weekend als hij kon komen werken. Toen hij tegen de baas van het restaurant, de verdachte [medeverdachte 1] , zei dat hij meer uren wilde werken, zei deze dat hij hem op het contract niet meer uren kon geven, maar dat [getuige 9] als het druk was extra uren kon werken en dat hij deze dan uitbetaald zou krijgen in het handje. Hij zou daar geen loonstrook voor krijgen.
Het onderzoeksteam van de Inspectie SZW heeft de aangetroffen [X] urenbriefjes, waarop een voornaam en datum in 2013 of 2014 is vermeld, gelegd naast de loonadministratie. Hieruit blijkt het navolgende:
* DOC-010-03: In de e-mail van 2 september 2013 zijn door [verdachte] aan [bedrijf] 20 gewerkte uren over de maand augustus opgegeven t.n.v. [getuige 3] .
Het urenbriefje met zijn naam d.d. 22 augustus 2013 vermeldt 60 gewerkte uren (DOC-014-84). In dezelfde e-mail van 2 september 2013 zijn over de maand augustus geen gewerkte uren opgegeven t.n.v. [getuige 8] . Het urenbriefje van hem d.d. 25 augustus 2013 vermeldt 16 gewerkte uren (DOC-014-85).
In de e-mail van 29 november 2013 zijn 10 gewerkte uren over de maand november 2013 opgegeven t.n.v. [getuige 8] . Het urenbriefje van hem d.d. 10 november 2013 vermeldt 20 gewerkte uren (DOC-014-86). In dezelfde e-mail van 29 november 2013 zijn over de maand november 2013 10 gewerkte uren opgegeven t.n.v. [betrokkene 3] . Het urenbriefje met zijn naam d.d. 30 november 2013 vermeldt 34 gewerkte uren (DOC-014-09). De loonstrook op zijn naam over de maand november 2013 vermeldt eveneens 10 gewerkte uren (DOC-014-10).
In de e-mail van 19 december 2013 zijn geen gewerkte uren over de maand december opgegeven t.n.v. [getuige 3] . De urenbriefjes met zijn naam d.d. 23 december 2013 en 7 december 2013 vermelden beide 47 gewerkte uren (DOC-014-87 en DOC-014-88).
* DOC-010-04: In deze e-mail van 21 april 2014 zijn door [verdachte] aan [bedrijf] 36 gewerkte uren over de maand april opgegeven t.n.v. [getuige 9] . De urenbriefjes met zijn naam d.d. 7 april 2014 en 13 april 2014 vermelden beide 50 gewerkte uren (DOC-014-92 en DOC-014-93).
Uit het onderzoek door de Inspectie SZW blijkt ook het navolgende:
* DOC-011-14: In deze e-mail van 1 juli 2015 zijn door [verdachte] aan [bedrijf] geen gewerkte uren opgegeven over de maand juni 2015 t.n.v. [getuige 5] . Er zijn evenmin urenbriefjes aangetroffen. Hij is echter op de camerabeelden werkend gezien in de maanden mei en juni 2015 (DOC-008-26). Als getuige heeft [getuige 5] verklaard dat hij toen inderdaad heeft gewerkt. In de loonadministratie van [verdachte] zijn over de maanden mei en juni 2015 geen loonstroken of andere gegevens van [getuige 5] aangetroffen.
Uit het onderzoekdossier van de Inspectie SZW komt ook naar voren dat diverse loonstroken voor werknemers van [verdachte] , opgemaakt door administratiekantoor [bedrijf] , niet in overeenstemming met de daadwerkelijk gewerkte uren zijn:
* DOC-011-05: de loonstrook over de maand augustus 2013 t.n.v. [getuige 3] vermeldt 20 uren. Het urenbriefje vermeldt echter 60 gewerkte uren in augustus 2013 (DOC-014-84);
* DOC-011-06 en DOC-011-07: de loonstroken over de maand november 2013 en
januari 2014 t.n.v. [getuige 8] vermelden beide 10 uur. De urenbriefjes over die maanden vermelden echter respectievelijk 20 en 17 gewerkte uren (DOC-014-86 en DOC-014-89);
*DOC-011-08, DOC-011-09, DOC-011-10 en DOC-011-11: de loonstroken over de maanden januari 2014, maart 2014, april 2014 en mei 2014 t.n.v. [getuige 9] vermelden respectievelijk 80, 48, 36 en 32 uren. Samengesteld per maand vermelden de urenbriefjes over die maanden respectievelijk 109, 151, 100 en 100 gewerkte uren (DOC-014-90 t/m DOC-014-98);
* DOC-014-10: de loonstrook over de maand november 2013 t.n.v. [betrokkene 3]
vermeldt 10 uren. Het urenbriefje over die maand vermeldt echter
34 uren (DOC-014-09).
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 december 2023 heeft de verdachte [medeverdachte 1] nog verklaard dat hij de gegevens met betrekking tot werknemers die maar een dag of enkele dagen bij [verdachte] hebben gewerkt niet heeft doorgegeven aan de boekhouder.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof het navolgende vast.
Binnen de onderneming [verdachte] werden de feitelijk per week gewerkte uren door de werknemers en/of [medeverdachte 1] - vennoot van [verdachte] en leidinggevende binnen de horecagelegenheid van de verdachte onderneming - genoteerd op een notitieblaadje. Op basis van deze genoteerde uren werd door [medeverdachte 1] namens [verdachte] het salaris contant uitbetaald aan de werknemers. [medeverdachte 1] gaf aan zijn medevennoot en toenmalige echtgenote [medeverdachte 2] door hoeveel uren er per werknemer per maand gewerkt zouden zijn. [medeverdachte 2] gaf dit aantal uren vervolgens maandelijks per e-mail door aan [bedrijf] , het administratiekantoor dat de bedrijfsadministratie van [verdachte] , waaronder de loonadministratie, verzorgde.
Uit het onderzoek van de Inspectie SZW komt naar voren dat de feitelijk gewerkte uren door de werknemers van [verdachte] , zoals die zijn aangetroffen op de [X] urenbriefjes, in meerdere gevallen niet overeenkomen met de uren die zijn vermeld in de hiervoor genoemde door [medeverdachte 2] verzonden e-mails. Na ontvangst van deze e-mails verwerkte [bedrijf] de via de e-mail per werknemer opgegeven gewerkte uren in de loonadministratie van [verdachte] Op basis van deze opgegeven uren maakte [bedrijf] per werknemer per maand een loonstrook op. Deze loonstroken werden digitaal verzonden naar [verdachte] De loonstroken werden door [medeverdachte 1] namens [verdachte] V.O.F overhandigd aan de desbetreffende werknemer. Ook de aangiften loonheffing werden door [bedrijf] opgesteld op basis van de door [verdachte] aangeleverde informatie, namelijk aan de hand van de door [medeverdachte 2] per e-mail maandelijks aangeleverde uren per werknemer. De in deze e-mails vermelde uren zijn de uren die [bedrijf] in opdracht van [verdachte] in de bedrijfsadministratie heeft verwerkt, meer in het bijzonder de loonadministratie, en die als basis hebben gediend voor de aangiften loonheffing.
De bedrijfsadministratie is een samenstel van geschriften, waartoe onder andere de e-mails met de gewerkte uren van de werknemers en de loonstroken behoren, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk van de feiten die erin worden vermeld. Op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de uren die zijn vermeld in de namens [verdachte] aan [bedrijf] verzonden e-mails ten dele niet kloppen en dat ten aanzien van sommige werknemers helemaal geen uren zijn opgegeven. Het kan niet anders zijn dan dat [medeverdachte 1] , die beschikte over de urenbriefjes en die de betalingen deed aan de werknemers, deze aantallen gewerkte uren opzettelijk verkeerd heeft doorgegeven. Hierdoor zijn de e-mails van [verdachte] over de gewerkte uren vals dan wel valselijk opgemaakt. Dientengevolge zijn ook de op basis van deze e-mails opgemaakte loonstroken en de daarop gebaseerde aangiften loonheffing vals dan wel valselijk opgemaakt, doordat de aan de werknemers betaalde nettolonen niet volledig zijn verantwoord in de stukken van bedrijfsadministratie. [verdachte] heeft dit gedaan met het oogmerk om de bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken. Op deze wijze werd bewerkstelligd dat er minder loonheffing werd aangegeven en afgedragen. Er is hiermee sprake van valsheid in geschrift in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
Naar het oordeel van het hof kunnen de hierboven beschreven strafbare gedragingen in redelijkheid aan de rechtspersoon [verdachte] worden toegerekend. Immers hebben de gedragingen plaatsgevonden in de sfeer van de V.O.F, nu het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de [verdachte] , de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de [verdachte] , dienstig is geweest in het door de [verdachte] uitgeoefende bedrijf en de [verdachte] erover mocht beschikken dat de gedraging al dan niet zou plaatsvinden. [medeverdachte 1] , vennoot van [verdachte] , heeft immers opzettelijk aan zijn medevennoot [medeverdachte 2] onjuiste en onvolledige gegevens doorgegeven met betrekking tot de door de oproepkrachten gewerkte uren, die zij vervolgens per e-mail doorgaf aan het administratiekantoor [bedrijf] .
[medeverdachte 1] heeft tegenover de opsporingsambtenaren van de Inspectie SZW verklaard dat hij alles regelt met de uren en de beslissingen neemt. [medeverdachte 2] doet de boekhouding en maakt de e-mails. Zij doet wat [medeverdachte 1] haar opdraagt als het gaat om de administratie, zo heeft hij verklaard.
De strafbare gedragingen hebben in elk geval plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 juli 2015. Wat betreft het jaar 2012 overweegt het hof dat ten aanzien van DOC-010-02 op het daarbij behorende urenbriefje DOC-014-83 (dossierpagina 1042) is vermeld dat dit betrekking heeft op 2013. In het proces-verbaal zaaksdossier valsheid in geschrift d.d. 3 december 2015 is dit het enige onderdeel van de bedrijfsadministratie dat concreet betrekking heeft op de door een werknemer in 2012 gewerkte uren. Nu niet met zekerheid vaststaat dat urenbriefje DOC-014-83 betrekking heeft op het jaar 2012, zal het hof [verdachte] in zoverre vrijspreken van het tenlastegelegde.
Het hof zal de [verdachte] voorts vrijspreken van het valselijk doen opmaken van de jaarstukken over 2012 en 2013. Voor het hof is op basis van de stukken in het dossier onvoldoende komen vast te staan dat de omzet van [verdachte] van een tweede kassa bewust buiten de boeken is gehouden.
III.
Mede namens [verdachte] is ter terechtzitting in hoger beroep op de gronden zoals vermeld in de pleitnota van de raadsman bepleit dat zij zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat er geen bewijs is dat de aangiften loonheffing en loonstroken niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn gemaakt, alsmede dat de analyse van de beelden van de camera-observatie onvoldoende betrouwbaar en deugdelijk is.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht het hof echter bewezen dat er sprake is van aangiften loonheffing en loonstroken die niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn opgemaakt. Nu het gaat om bewijsverweren, behoeven deze geen nadere bespreking.
Wat betreft het verweer omtrent de door de getuige [getuige 8] gewerkte uren overweegt het hof nog dat deze getuige in ieder geval over de maand mei 2015 heeft verklaard dat hij toen heeft gewerkt en ten onrechte niet is betrokken in de loonaangifte. Van doorschuiven van de gewerkte uren naar een volgende loonperiode, waarover de raadsman op pagina 14 van de pleitnota spreekt, kan wat betreft de maand mei 2015 geen sprake zijn, nu [getuige 8] blijkens het onderzoek door de Inspectie SZW ook in de maand juni 2015 niet voorkomt in de loonadministratie.
Anders dan de raadsman acht het hof de analyse van de camerabeelden voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. In de Excelsheets van de stelselmatige observatie op dossierpagina 693 en volgende wordt helder beschreven wat op de camerabeelden is waar te nemen en is het ook vermeld als iets niet was waar te nemen of als er een storing was. Ten aanzien van allerlei personen wordt beschreven dat zij werkzaamheden verrichten in de horecaonderneming [verdachte] , meestal in bedrijfskleding. Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de camerabeelden heeft aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel. Wat betreft de waarneming van de getuige [getuige 5] op de camerabeelden in de maanden mei en juni 2015 merkt het hof nog op dat [getuige 5] als getuige zelf heeft bevestigd dat hij in de maanden mei en juni 2015 heeft gewerkt bij [verdachte] Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de rechtspersoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij gedurende meerdere jaren valsheid in geschrift heeft gepleegd, waardoor loonbetalingen buiten de loonadministratie zijn gehouden en te weinig loonheffing is afgedragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de Belastingdienst in de correctheid van aangiften loonheffing en in de juistheid van een loonadministratie moet kunnen hebben, ernstig geschaad. Door deze handelswijze heeft de verdachte tevens een oneerlijke concurrentiepositie verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economisch verkeer. Verder heeft de verdachte door het valselijk doen opmaken van de bedrijfsadministratie het vertrouwen dat in het algemeen in dergelijke administraties, telkens een samenstel van geschriften, moet kunnen worden gesteld ernstig geschonden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
De hoogte van het financiële nadeel dat door het bewezenverklaarde handelen is ontstaan, is voor het hof onvoldoende duidelijk geworden. De verdachte wordt op onderdelen van het tenlastegelegde vrijgesproken en het door de Belastingdienst becijferde benadelingsbedrag sluit niet aan bij de financiële gegevens van de verdachte van de jaren na de bewezenverklaarde periode, in welke tijd zij onder streng toezicht stond van onder meer de Belastingdienst. Het hof heeft daarom twijfels over de juistheid van de berekening van het benadelingsbedrag door de Belastingdienst en volgt deze daarom niet.
Het hof heeft in het kader van de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2023, waaruit blijkt dat zij niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot straf is veroordeeld.
In beginsel acht het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de oplegging van een geldboete van € 35.000,-- zoals die is opgelegd door de rechtbank passend. Evenwel dient het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting zich ook rekenschap te geven van de omstandigheid dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in forse mate is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit zij heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen haar strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval wordt die termijn gerekend vanaf 6 oktober 2015, op welke datum de rechtsgeldig vertegenwoordiger van de verdachte [medeverdachte 1] in deze zaak in verzekering is gesteld. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn. Het vonnis is namelijk gewezen op 17 december 2018, zodat sprake is van een overschrijding van ruim 14 maanden in de fase van eerste aanleg. Het hoger beroep namens de verdachte is ingesteld op 28 december 2018, terwijl het hof arrest wijst op 30 januari 2024. In hoger beroep is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 3 jaren. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op de forse mate van overschrijding van de redelijke termijn zal het hof een korting toepassen naar bevind van zaken en aan de verdachte een geldboete opleggen van
€ 25.000,--. Het hof acht deze strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven documenten, met betrekking tot welke het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Omdat op het inbeslaggenomen geldbedrag van € 19.700,-- een conservatoir beslag rust, ligt aan het hof daarover thans geen beslissing voor.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 36b, 36c, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) .
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2.00 STK document (Goednr_8261/2x uurrapport met dagomzet 1-2 juni 15);
- 2.00 STK document (Goednr_8266 / 2 uurrapporten dagomzet 09-07-2015);
- 1.00 STK document (Goednr_8267/periode rapp. geheugen kassa 1);
- 1.00 STK document (Goednr_8268/periode rapp. uitdraai geheugen kassa 2);
- 1.00 STK document (Goednr_10379/urenrooster DOC-014-11);
- 1.00 STK document (Goednr_10072/verhuisbericht [naam 2] , pakbon, fact.);
- 1.00 STK document (Goednr_10471/kasbladen jan t/m augustus 2013);
- 1.00 STK document (Goednr_10473/kasbladen sep t/m dec 2013);
- 1.00 STK document (Goednr_10475/kasbladen jan t/m sep 2014);
- 1.00 STK document (Goednr_10477/klasbladen okt-dec 2014 en jan-apr 15);
- 1.00 STK document (Goednr_10478/kasbladen mei 2015);
- 1.00 STK document (Goednr_10397/ovz aangiften LB 2012 met emails);
- 1.00 STK document (Goednr_10399/ovz aangiften LB 2013 met emails);
- 1.00 STK document (Goednr_10401/ovz aangiften LB 2014 met emails);
- 1.00 STK document (Goednr_10479/3x brief [bedrijf] aan [verdachte] );
- 1.00 STK document (Goednr_10480/factuur [naam 3] dd 29-06-2015).
Aldus gewezen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mr. J. Platschorre en mr. G.C. Bos, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier, en op 30 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.