Het enkele feit dat een buitenlands lichaam bij transacties is betrokken rechtvaardigt niet de navorderingstermijn van 5 tot 12 jaar
HR, 13 augustus 2004
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(2)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(112)
- Commentaar NLFiscaal(2)
- Literatuur(2)
- Recent(4)
Samenvatting
Erflater, overleden in 1996, was in 1987 op indirecte wijze via de vennootschappen X Beheer B.V. en F B.V. commanditair vennoot in een C.V. met een hoekmanbedrijf dat tevens als makelaar in effecten optrad. Er waren twee medevennoten. Erflater en zijn twee medevennoten zijn in 1985 met een niet in Nederland gevestigde ltd overeengekomen dat de ltd namens hen effectentransacties zou uitvoeren. Zij vonden plaats “in the name and the disposal” van de ltd maar voor rekening en risico van de drie vennoten.De transacties hebben onder een codenaam plaatsgevonden op een rekening van een effectenbank in Nederland die werd gehouden door de ltd, maar in feite vanuit Zwitserland werd beheerd. De drie vennoten waren ieder voor 1/3 gerechtigd tot die rekening. Zij namen in 1987 in totaal fl. 388.500 in kas op.
Van dat bedrag heeft de inspecteur bij navorderingsaanslag van ieder van de vennoten één derde deel of fl. 129.500 met IB belast neerkomend op fl.77.700. De navorderingsaanslag was opgelegd met toepassing van de tot 12 jaar verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 AWR ten aanzien van een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de Staatssecretaris waarin hij betoogt dat voor de verlengde navorderingstermijn voldoende is dat een bankrekening wordt beheerd door een buitenlandse (rechts)persoon. De verlengde termijn is volgens de Hoge Raad slechts van toepassing op inkomsten die in het buitenland zijn verkregen of naar het buitenland zijn overgeboekt. Dat het om vorderingen op de Ltd zou gaan kan niet voor het eerst in cassatie aan de orde worden gesteld.
BRON
UITSPRAAK
op het beroep van de erven X te Z, belanghebbenden,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbenden is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 18 april 2001, ingediend door mr. A (te Q) als gemachtigde en aangevuld bij brieven van 17 mei 2001, 29 mei 2001 en 20 juni 2001.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 18 april 2001, betreffende de ten name van X (verder: erflater) opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1987.
Aan belanghebbenden is een navorderingsaanslag opgelegd berekend naar een na te vorderen belastbaar inkomen van erflater voor 1987 van ¦ 129.500. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en van de navorderingsaanslag.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Ter zitting van 2 september 2002 zijn verschenen mr. B als gemachtigde van belanghebbenden, tot bijstand vergezeld van X-Y en C, alsmede namens de inspecteur mr. D, tot bijstand vergezeld van mr. E.
De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De pleitnota wordt tot de gedingstukken gerekend.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Erflater, overleden in 1996, was in 1987 directeur en enig aandeelhouder van X Beheer B.V. X Beheer B.V. hield alle aandelen in. F B.V. en in X B.V. F B.V. was in 1987 vennoot in een vennootschap onder firma die in 1988 is omgezet in een commanditaire vennootschap genaamd F/G C.V., tevens handelend onder de namen Fa. F, H en G (verder: de C.V.). Medevennoten waren I B.V. waarvan alle aandelen werden gehouden door I (verder: I), J B.V. waarvan alle aandelen werden gehouden door J (verder: J) en K B.V. waarvan alle aandelen werden gehouden door K. De bepalingen en bedingen waardoor de C.V. werd geregeerd, zijn vastgelegd bij notariële akte van 1 februari 1988. De C.V. was een voortzetting van eerder bestaande vennootschappen onder firma tussen dezelfde partijen. Doel van de C.V. was het voor gemeenschappelijke rekening handeldrijven in effecten, daaronder begrepen het uitoefenen van het hoekmanbedrijf, alsmede het optreden als makelaar in effecten. De C.V. was actief als hoekman op de Amsterdamse Effectenbeurs (later: Amsterdam Exchanges, verder: AEX). Tussen de vennoten van de C.V. gold voor 1987 de volgende winstverdeling: 14% kwam toe aan K B.V.; van het restant kwam aan F B.V. toe 23,2% en de overige winst werd gelijkelijk verdeeld tussen I B.V. en J B.V. Met ingang van 1988 is de C.V. omgezet in een commanditaire vennootschap met F B.V. als commanditair vennoot en de overige vennoten als beherend vennoot.
2.3. Op 12 september 1997 zijn bij verschillende bedrijven in het kader van de actie "Clickfonds" bescheiden in beslag genomen waaronder een stuk van L Limited (verder: L), een vennootschap naar Engels recht, opgericht op 3 juli 1978 onder de "Companies Act 1948 to 1976". Op het stuk was een notarieel zegel geplakt van Guernsey. Naar aanleiding daarvan hebben de Nederlandse belastingautoriteiten een rechtshulpverzoek gedaan aan Guernsey en is een FIOD-onderzoek gestart.
2.4. In Guernsey is een document aangetroffen geJeld "Agency Agreement" met de volgende inhoud:
"This agreement dated 1st April 1985 by and between:
a, Mr. J, born aa-bb-cc in Q, in The Netherlands, a-straat 2, R, in The Netherlands;
Mr. X, born dd-ee-ff in Q, in The Netherlands, b-straat 3, Z in The Netherlands;
Mr. I, born gg-hh-ii in Q, in The Netherlands, as joint partners, hereinafter referred to as the Principal, on the first part,
and
b, L Limited d- Street, London United Kingdom, hereinafter referred to as the Agent, on the second part;
WITNESSETH:
that the parties to this Agreement agree as follows:
1. The undersigned Principal does hereby appoint L Limited, or its successor or assigns to act as the Principals Agent, record owner and nominee for the execution on behalf of the Principal of investment transactions and in particular of orders on Stock-, Stockoptions- & Commodity Exchanges. The Agent agrees to arrange the safe custody of the assets determined in article 2 of this Agreement. It is understood that such interests shall be in the name and at the disposal of the Agent, but for the Principals exclusive account and risk.
2. Principals interests consist of an account and a securities deposit with Effectenbank M & Co. N.V., c-straat 206, Q in The Netherlands, kept under the code *N* number xx-yy-zz.
The Agent is herewith authorised to make the necessary arrangements needed for the execution of option transactions at the European Option Exchange in Q, The Netherlands.
3. All arrangements referred to shall constitute an integral part of the present Agreement.
4. The Agent is empowered and authorised to perform each and every act and thing requisite and proper to be done in the execution of this Agreement, according to the instructions he may receive from or on behalf of the Principal. Detailed instructions for operations shall be given by the principal only.
5. On behalf of the Principal further instructions may be given by:"
De rest van het document ontbreekt.
2.4. In Guernsey is tevens een document aangetroffen getiteld "Agency Agreement" met de volgende inhoud:
"This agreement dated
by and between:
a, Mr. J, born aa-bb-cc in Q, in The Netherlands, a-straat R in The Netherlands;
Mr. X, born dd-ee-ff in Q, in The Netherlands, b-straat Z in The Netherlands;
Mr. I, born gg-hh-ii in Q, in The Netherlands, as joint partners, hereinafter referred to as the Principal, on the first part,
And
b, L Limited, d- Street, London United Kingdom, a company incorporated in England, on 3rd July 1978 under no: jj hereinafter called the Agent, on the second part;
WITNESSETH:
Now therefore the parties to this Agreement agree as follows:
1. The undersigned Principal does hereby appoint L Limited, or its successor or assigns to act as the Principals Agent, record owner and nominee for the execution on behalf of the Principal of investment transactions and in particular of orders on Stock-, Stockoptions- & Commodity Exchanges. The Agent asccepts to arrange the safe custody of the assets determined in article 2 of this Agreement. It is understood that such interests shall be in the name and at the disposal of the Agent, but for the Principals exclusive account and risk.
2. Principals interests consist of an account and a securities deposit with: Effectenbank M & Co. N.V., c-straat, Q in The Netherlands, identification Code: * O Number: nn-mm-oo*.
3. The Agent is empowered and authorised to perform each and every act and thing requisite and proper to be done in the execution of this Agreement, according to the instructions he may receive from- or on behalf of the Principal.
4, On behalf of the Principal instructions shall be given by Mr. J, he shall be represented by Mr. X, who shall be represented by Mr. I.
5, In case of death of the Principal, the following persons shall be his beneficiaries and/or his successors and enter equally into his rights and obligations: every successor appointed hereunder shall become fully vested with all the estate, properties, rights, powers, duties and obligations of its predecessor. The Agent shall apply the intestate succession in case the Principal did not appoint his successors.
Mr. J does herewith appoint his marital partner, Mrs. J-AA, born in Q on .. as his sole heir and successor;"
De rest van het document ontbreekt.
2.5. Bij M & Co zijn "statements of settlements" in beslag genomen ten name van L Limited. Daaruit blijkt dat in 1987 tot de volgende bedragen aandelen zijn gekocht en verkocht voor rekening nr. xx-yy-zz bij M & Co ten name van N:
Gekocht Verkocht Resultaat
¦ ¦ ¦
1e kwartaal 1987 735.835,74 751.210,07 15.374,33
2e kwartaal 1987 6.706.868,70 7.266.250,00 559.381,30
4e kwartaal 1987 571.800,00 618.014,64 46.214,64
Tevens blijkt uit de "statements of settlements" dat op de rekening nr. xx-yy-zz in het eerste kwartaal 1987 ¦ 575,74 en in het tweede kwartaal ¦ 1.368,70 aan rente is betaald.
2.6. In 1989 is op verzoek van L het saldo van de rekening onder de naam N overgeboekt naar een nieuwe rekening onder de naam BB.
2.7. In een brief gedateerd 15 juni 1987 bevestigt Bank Cial (Schweiz) aan CC Treuhand ten name van de heer P dat een rekening zal worden geopend ten name van L te Londen.
2.8. Op Guernsey zijn ongedateerde betalingsopdrachten aangetroffen van L aan M & Co tot overboeking van bedragen van onder meer de rekening onder de naam N naar "our account" nr. aa-bb-cc.
2.9. Bij de AEX is door de FIOD een stuk in beslag genomen waarop vermeld staan de "Betalingen per kas t.b.v. L sub-accounts (onttrekkingen)" over de jaren 1985 tot en met 1988. De kasopnamen van sub-account xx-yy-zz ten name van N bedroegen:
1985: ¦ 40.000
1986: ¦ 606.000
1987: ¦ 388.500
1988: ¦ 75.000.
2.10. Op 14 februari 2000 heeft I jegens de belastingdienst onder meer de volgende verklaring afgelegd:
"Inleiding:
In het kader van een door de FIOD ingesteld onderzoek in verband met mijn betrokkenheid bij F C.V. zal ik hierna een weergave geven van hetgeen ik mij hieromtrent kan herinneren. Deze verklaring zal gericht zijn op het aanhouden van buitenlandse bankrekeningen.
Historie
Vanaf 1967 tot en met 1990 ben ik in diverse functies werkzaam geweest voor F C.V., laatstelijk als vennoot. In 1981, 1982 werd ik door mijn compagnon, de heer J, geïnformeerd omtrent het feit dat onze andere compagnon, X, bij de heer DD, voorzitter van de vereniging van de effectenhandel, diende te komen. Er was een transactie gedaan die laakbaar was en derhalve niet geaccepteerd kon worden door de vereniging. De kern van de transactie bestond eruit dat de transactie verliestgevend was voor F C.V. en winstgevend voor een aantal privé personen. De heer X werd als oudste vennoot berispt.
De betreffende transactie is volledig buiten mij omgegaan, men wilde mij daar kennelijk niet mee belasten, waarschijnlijk omdat men heeft geweten dat ik nimmer met dit soort transacties akkoord zou zijn gegaan.
Ik voelde mij zeer bedrogen door mijn eigen medevennoten en heb dit ook duidelijk kenbaar gemaakt. Indien een en ander niet was getraceerd door de vereniging was ik waarschijnlijk nimmer geïnformeerd door mijn medevennoten. Door de ontdekking was men wel verplicht de transactie met mij te bespreken, aangezien er een boete dreigde en ik daar natuurlijk wel achter zou zijn gekomen.
Ik kreeg te horen dat ik mij verder geen zorgen hoefde te maken en het hierbij zou blijven. Mede gezien de slechte verhoudingen die er in die tijd al bestonden tussen de vennoten, liet een en ander bij mij een bijzonder wrange smaak na.
Ik was ook zeer bevreemd door het feit dat de vereniging, c.q. het controlebureau niet daadwerkelijk actie heeft ondernomen in de vorm van een boete of officiële waarschuwing.
Uiteindelijk heb ik de zaak laten rusten, omdat ik meer waarde hechtte aan een goede samenwerking met mijn medevennoten en personeel.
Zwitserse rekening
Enige tijd later werd ik door mijn medevennoten benaderd om nogmaals enkele transacties te doen, waarbij er bedragen zouden worden onttrokken aan het bedrijf, ten gunste van privé. Ik heb mij hier zeer sterk tegen verzet, maar kwam uiteindelijk tot de conclusie dat verzet zinloos was. In de eerste plaats was er kennelijk sprake van een "gebruikelijke" situatie op de beursvloer. Daarnaast was het argument dat ook het personeel erin kon meedelen. Ik voelde mij met mijn rug tegen de muur staan en heb uiteindelijk mijn handtekening gezet op een formulier, ter opening van een rekening in Zwitserland met de naam O. De naam O kende ik in die periode overigens niet en is mij pas duidelijk geworden ten tijde van het onderzoek door de FIOD.
De rekening stond op naam van J, X en mijzelf. Ik heb mij, mede gezien mijn grote aversie tegen een en ander, niet bemoeid met de rekening. Ik wist dat hij bestond, maar ik heb mij nooit inhoudelijk bezig gehouden met transacties of het beheer van de bankrekening. Dit gebeurde door J en X.
Bij de opening van de rekening is mij verteld dat 25% van de bedragen op de rekening voor ieder van de vennoten zou zijn en 25% voor het personeel.
Indien ik de afschriften van de Zwitserse bankrekening bestudeer, valt mij in de eerste plaats op dat ik nooit heb geweten dat het om deze omvang van bedragen handelde. Ik neem aan dat ik, nu ik zelf geen inzicht heb gehad in de aard en omvang van de transacties, niet volledig heb gedeeld in de inkomsten die op deze rekening zijn gegenereerd.
Daarnaast verandert de naam kennelijk van N in BB in 1989. Hiervan ben ik mij niet bewust. Ook de naam BB zegt mij niets."
2.11. De inspecteur heeft het bedrag van ¦ 388.500 dat in 1987 in contanten is opgenomen van de rekening nr. xx-yy-zz onder de naam N, aangemerkt als in dat jaar genoten inkomen van J, I en erflater en wel voor ieder voor 1/3e deel zijnde ¦ 129.500, en heeft daarvoor navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen aan hen opgelegd. J en I hebben de aan hen opgelegde navorderingsaanslagen (uiteindelijk) niet in rechte bestreden.
2.12. De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 1999 aan belanghebbenden de navorderingsaanslag ten name van erflater over 1987 opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt een belastbaar inkomen van ¦ 129.500 en een te betalen belastingbedrag van ¦ 77.700. De inspecteur beschikte ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag niet meer over de gegevens betreffende het inkomen van erflater over 1987. De hoogte van de op grond van de navorderingsaanslag te betalen belasting is vastgesteld in overleg tussen belanghebbenden en de inspecteur en is als zodanig niet in geschil.
3. Geschil
In geschil is
a. of de navorderingsaanslag tijdig is vastgesteld;
b. of, en zo ja tot welk bedrag erflater in 1987 inkomen heeft genoten in verband met de door L onder de naam N bij M & Co aangehouden bankrekening nr. xx-yy-zz.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
Namens belanghebbenden is ter zitting het volgende gesteld:
Belanghebbenden stemmen ermee in dat bij een inkomen als door de inspecteur gesteld, de op het aanslagbiljet vermelde belasting hoort.
Alleen op bijlage 23 van het FIOD-rapport komt de naam P voor. Daaruit blijkt niets van betrokkenheid van erflater. Belanghebbenden willen best aannemen dat P erachter zat. De rekening onder de naam N is een bankrekening bij een Nederlandse bank. De AEX had blijkbaar de gegevens van die Nederlandse bank. Dan kon de fiscus dat ook waarnemen. Onzes inziens is er geen geld opgenomen in het buitenland. Wie de gerechtigden zijn, is niet duidelijk.
J kan verklaren dat hij met de navordering heeft ingestemd omdat hij nog een andere reden had er in te berusten.
Belanghebbenden laten hun stelling dat de navorderingsaanslag berust op onrechtmatig verkregen bewijs vallen.
De inspecteur heeft ter zitting het volgende gesteld:
Onder L hing een aantal coderekeningen. De administratie waaruit bleek wie de gerechtigden waren, bevond zich in Zwitserland. P beheerde de rekening in het buitenland. Het is een coderekening. De controlemogelijkheden voor de fiscus zijn beperkt. Reeds daarom is sprake van een buitenlandse rekening. Het is een gebruikelijk patroon. Bij de coderekeningen ging het steeds om handel op de effectenrekening en het via het buitenland wegboeken van de winst. In Nederland was niet te achterhalen wie gerechtigd was.
De verklaring van I is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. I pleit zichzelf niet vrij, maar gaf toe erbij betrokken te zijn. Uit de gedragingen van J is af te leiden dat hij bekent.
Bij zwarte inkomsten weet je niet precies hoe het is gegaan. Naar mijn mening is sprake van vermomd dividend. Ik ga ervan uit dat op deze rekening winst van de C.V. is weggesluisd. Het gaat om inkomen dat uit Nederland is weggeboekt. Het gaat om winst die is onttrokken aan het hoekmansbedrijf F. Dat is met neptransacties overgeboekt naar een buitenlands geregistreerde rechtspersoon. Omdat de C.V. werd gehouden door de B.V.'s komt de winst toe aan de holding van erflater en is dus sprake van een winstuitdeling. De rekening stond op naam van de privépersonen, dus is winst aan de B.V.'s onttrokken. Ik stel dat er in 1987 is gehandeld waardoor winst is gerealiseerd die vervolgens is opgenomen. Ik weet niet waar de opgenomen gelden zijn terechtgekomen.
Het is opmerkelijk dat de stukken in het buitenland de juiste personalia bevatten van erflater. Ik kan mij voorstellen dat de echtgenote van erflater niet wil geloven dat erflater coderekeningen had. In die tijd was dat echter op grote schaal gebruikelijk. Uit de agency agreement blijkt dat de drie vennoten gelijkgerechtigd waren. De andere winstverdeling in de C.V. doet daar niet aan af.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De bestreden navorderingsaanslag is opgelegd met dagtekening 31 december 1999. De aanslag betreft het jaar 1987. In artikel 16, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder: AWR) is bepaald dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. In artikel 16, vierde lid, van de AWR is bepaald dat de termijn van vijf jaar wordt verlengd tot 12 jaar "indien te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen.".
5.2. Op grond van artikel 11, vierde lid, van de AWR wordt de inkomstenbelastingschuld over het jaar 1987 geacht te zijn ontstaan op 31 december 1987. Deze bepaling, in samenhang met het bepaalde van artikel 16, derde en vierde lid, van de AWR, brengt mee dat de onderhavige, met dagtekening 31 december 1999 opgelegde navorderingsaanslag slechts als tijdig opgelegd kan worden beschouwd indien de na te vorderen belasting betrekking heeft op een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland werd gehouden of is opgekomen.
5.3. De stelling van de inspecteur komt erop neer, dat erflater en zijn medevennoten in 1987 effectentransacties hebben laten uitvoeren via de door L onder de naam N aangehouden rekening nr. xx-yy-zz bij M & Co tot welke rekening erflater en zijn medevennoten ieder voor 1/3e deel gerechtigd waren, dat daarbij winsten zijn gerealiseerd die toe hadden moeten komen aan de C.V. en derhalve aan de vennoten van de C.V. waaronder F B.V., dat erflater en F B.V. zich ervan bewust moeten zijn geweest dat aldus een aan F B.V. toekomend voordeel werd doorgesluisd naar erflater en dat derhalve sprake is geweest van een uitdeling door F B.V., via haar houdstermaatschappij X Beheer B.V., aan erflater. Het bedrag van de uitdeling aan erflater heeft de inspecteur gesteld op 1/3e deel van hetgeen in 1987 in contanten van genoemde bankrekening is opgenomen.
5.4. Uit de stukken blijkt dat de litigieuze bankrekening onder de naam N met nr. xx-yy-zz werd aangehouden bij het in Nederland gevestigde kantoor M & Co., dat de aandelentransacties op de rekening in Nederland werden uitgevoerd en geadministreerd door M & Co., dat de daarmee behaalde winsten in Nederland in contanten werden opgenomen van deze rekening en dat deze contante opnamen in Nederland werden geregistreerd door de AEX. Naar het oordeel van het Hof valt hieruit niet anders af te leiden dan dat alles zich heeft afgespeeld in Nederland en dat de gestelde uitdeling - zo daarvan al sprake is - is opgekomen in Nederland.
5.5. De litigieuze bankrekening werd gehouden door L welke vennootschap, naar uit de stukken blijkt, buiten Nederland is gevestigd. Uit de stukken en uit hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, leidt het Hof af dat genoemde bankrekening feitelijk werd beheerd door P vanuit Zwitserland. Naar het oordeel van het Hof kunnen deze beide omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat hetgeen op deze bankrekening aan inkomen is gegenereerd in het buitenland is gehouden of opgekomen. Enige andere buitenlandse betrokkenheid dan het vorenvermelde is niet aannemelijk geworden. Weliswaar spreekt de inspecteur in zijn verweerschrift over een Zwitserse bankrekening, maar het bestaan daarvan blijkt niet uit de overgelegde stukken. Uit de onder 2.7. vermelde brief is naar het oordeel van het Hof niet meer af te leiden dan dat L een rekening opent in Zwitserland. Nergens blijkt dat die te openen rekening betrekking zou hebben op N c.q. erflater en zijn medevennoten en het Hof acht zulks ook niet zonder meer aannemelijk nu de gelden van de rekening bij M & Co, naar blijkt uit het onder 2.9. vermelde overzicht, niet werden overgeboekt naar het buitenland maar in contanten in Nederland werden opgenomen. Het Hof acht evenmin aannemelijk dat de onder 2.8. vermelde overboekingen zijn geschied naar een buitenlandse bankrekening en - geheel of gedeeltelijk - ten goede zijn gekomen aan belanghebbende. Het rekeningnummer van de begunstigde heeft dezelfde 6 begincijfers als de rekening van L onder de naam N bij M & Co en het Hof leidt daaruit af dat ook de rekening van de begunstigde liep bij M & Co in Nederland. Daarnaast leidt het Hof uit de tekst van de betalingsopdracht af, dat L en niet belanghebbende de begunstigde was van deze betalingen. Ook de onder 2.10. opgenomen verklaring van I leidt niet tot het oordeel dat gelden zijn overgeboekt naar een buitenlandse bankrekening. Weliswaar heeft I het bestaan van een Zwitserse bankrekening bevestigd maar uit zijn verklaring blijkt niet dat deze bankrekening al bestond in 1987, noch dat deze bankrekening gerelateerd zou zijn aan de op naam van N geregistreerde bankrekening nr. xx-yy-zz.
5.6. De inspecteur heeft gesteld dat het enkele feit dat de bankrekening werd beheerd door een buitenlandse (rechts)persoon, tot gevolg heeft dat de rekening moet worden bestempeld als een buitenlandse bankrekening zodat artikel 16, vierde lid, van de AWR alleen al om die reden toepassing verdient. Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot invoering van artikel 16, vierde lid, van de AWR blijkt, dat de achterliggende gedachte van de verruiming van de navorderingstermijn was dat het de Nederlandse fiscus ontbreekt aan toereikende controlemogelijkheden om naar het buitenland overgebrachte spaargelden en dergelijke bezittingen (banktegoeden, effecten en dergelijke) te achterhalen. Als voorbeeld van andere inkomensbestanddelen dan spaargelden en dergelijke, is in de Memorie van Toelichting gesteld: "Bij winst kan bijvoorbeeld gedacht worden aan op een buitenlandse bankrekening betaalde retourprovisies of commissies die in wezen tot de in Nederland te belasten winst behoren." Het Hof leidt hieruit af, dat de wetgever specifiek het oog heeft gehad op inkomsten die werden gegenereerd in het buitenland of op in Nederland gegenereerde inkomsten die zijn overgeboekt naar een bij een buitenlandse instelling gehouden bankrekening. Zoals het Hof onder 5.4.en 5.5. heeft overwogen, doet geen van die situaties zich in het onderhavige geval voor. Naar het oordeel van het Hof vindt de ruimere uitleg die de inspecteur wenst te geven aan het begrip "in het buitenland gehouden of opgekomen", geen steun in de wettekst en evenmin in de parlementaire geschiedenis.
5.5. Al het vorenoverwogene, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de bestreden navorderingsaanslag geen betrekking heeft op een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of in het buitenland is opgekomen, zodat de navorderingsaanslag niet tijdig is opgelegd. De aanslag dient mitsdien te worden vernietigd.
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten gesteld op € 1.207,50, zijnde € 322 x 2,5 voor proceshandelingen x 1,5 wegens het gewicht van de zaak.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- vernietigt de navorderingsaanslag;
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 27,23 (ƒ 60) aan belanghebbenden te vergoeden, en;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden tot een beloop van € 1.207,50 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbenden te voldoen.
De uitspraak is vastgesteld op 28 oktober 2002 door mrs. Bijl, Beukers-van Dooren en Zwemmer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Arrest
Nr. 39.287
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2002, nr. P01/01297, betreffende na te melden aan de erfgenamen van X, gewoond hebbende te Z, opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Ten name van X (hierna: erflater) is over het jaar 1987 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting vastgesteld, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De erven van erflater (hierna: belanghebbenden) zijn tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Erflater was in 1987 op indirecte wijze, via de vennootschappen X Beheer B.V. en F B.V., commanditair vennoot in F/G C.V., een hoekmanbedrijf dat tevens optrad als makelaar in effecten. Medevennoten waren J en I.
(ii) In 1985 is tussen L Limited, een niet in Nederland gevestigde en naar Engels opgerichte vennootschap (hierna: L), enerzijds en erflater, J en I anderzijds overeengekomen dat L namens de drie genoemde personen transacties in effecten zal uitvoeren. De transacties vinden volgens de overeenkomst plaats “in the name and the disposal” van L, maar voor rekening en risico van de overige contractspartijen.
(iii) De transacties hebben plaatsgevonden op een bij de Effectenbank M & Co, een te Q gevestigde bank, onder de codenaam “N” aangehouden bankrekening nr. xx-yy-zz. De bankrekening werd gehouden door L. Erflater en zijn medevennoten waren ieder voor een derde deel gerechtigd tot de rekening. Feitelijk werd de bankrekening beheerd vanuit Zwitserland door een zekere P.
(iv) De kasopnamen van vermelde rekening bedroegen in 1987 ƒ 388.500.
3.2 De Inspecteur heeft het bedrag van ƒ 388.500 dat in 1987 in contanten is opgenomen aangemerkt als in dat jaar genoten inkomen van erflater en genoemde J en I. Hij heeft de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd over een derde deel van het bedrag, zijnde ƒ 129.500, en het te betalen bedrag aan belasting vastgesteld op ƒ 77.700. Voor het Hof was onder meer in geschil of de Inspecteur een beroep kon doen op artikel 16, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Wet) dat bepaalt dat de termijn tot navorderen van vijf jaren wordt verlengd tot twaalf jaren indien te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. Het Hof heeft dit geschilpunt ten voordele van erflater beslist.
3.3. Middel I keert zich tegen ’s Hofs oordeel dat de bestreden navorderingsaanslag geen betrekking heeft op een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of in het buitenland is opgekomen. Hiertoe voert het middel aan dat erflater een vordering had op L en dat zodoende sprake is van in het buitenland opgekomen voordelen.
Aldus berust het middel op een feit waarvan uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet blijkt dat daarop ook reeds voor het Hof een beroep is gedaan. Daarop kan geen acht worden geslagen, omdat zulks een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie geen plaats is. Het middel kan derhalve niet tot casstie leiden.
3.4. Middel II betoogt dat het Hof heeft miskend dat voor de toepassing van artikel 16, lid 4, van de Wet voldoende is dat een bankrekening wordt beheerd door een buitenlandse (rechts)persoon, omdat daardoor de controlemogelijkheden van de belastingdienst worden beperkt.
Het middel faalt. Het Hof heeft in rechtsoverweging 5.6 terecht overwogen dat de wetgever bij het tot stand brengen van artikel 16, lid 4, van de Wet specifiek het oog heeft gehad op inkomsten die in het buitenland zijn verkregen of op in Nederland verkregen inkomsten die naar een rekening in het buitenland zijn overgeboekt. Die situaties doen zich in het onderhavige geval niet voor. Het enkele feit dat het beheer van de onderhavige rekening vanuit het buitenland is geschied, is onvoldoende om de verlengde navorderingstermijn van genoemde bepaling van toepassing te doen zijn.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens,
C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2004.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.
Metadata
Formeel belastingrecht