Rechtbank Oost-Brabant heeft in de onderhavige beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. De Rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht omdat X (belanghebbende) het griffierecht niet heeft betaald en geen machtiging heeft ingediend en er geen verontschuldiging voor deze verzuimen is gebleken.
X heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend maar heeft daarin geen verzetsgronden vermeld.
Zij is in de gelegenheid gesteld dit te herstellen. Daarop heeft X gereageerd met een brief waarin niets wordt vermeld over het griffierecht en de machtiging. Het verzetschrift bevat (kennelijk) standaardalinea’s zonder een op de zaak toegespitste verzetsgrond. Dat maakt dat X heeft verzuimd om verzetsgronden in te dienen. De Rechtbank verklaart het verzet daarom niet-ontvankelijk.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 op het verzet van naam, uit vestigingsplaats, opposante(gemachtigde: naam), tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 november 2023 in het geding tussen
opposante
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven (gemachtigde: E. van der Grinten).
Inleiding
1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 3 november 2023 waarin de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 3 november 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante het griffierecht niet heeft betaald en geen machtiging heeft ingediend en dat er geen verontschuldiging voor deze verzuimen is gebleken.
5. Iemand die verzet doet, moet op grond van artikel 8:55, tweede lid, in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het verzetschrift de gronden van het verzet vermelden. Dat houdt in dat hij moet aangeven op welke specifieke punten hij het niet eens is met de aangevochten uitspraak. Als hij dat niet doet, kan de rechtbank het verzet op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank moet wel een mogelijkheid bieden om het verzuim te herstellen.
6. Met de brief van 8 november 2023 heeft opposante een verzetschrift ingediend. In deze brief heeft hij geen verzetsgronden vermeld. De rechtbank heeft opposante met de aangetekende brief van 10 januari 2024 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen twee weken te herstellen. In deze brief is opposante erop gewezen dat de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren als zij het verzuim niet hersteld.
7. Opposante heeft met de brief van 12 januari 2024 gereageerd. Zij stelt onder andere dat de verzetsgronden al zijn genoemd. In de brieven van opposante leest de rechtbank echter niet waarom opposante het niet eens is met de aangevochten uitspraak. In de brieven staan met name verzoeken van de gemachtigde voor het plannen van toekomstige zittingen en wensen over de randvoorwaarden voor de zitting. Opposante maakt verder opmerkingen over de tijdigheid van het verzet, het bezwaar en het beroep en de inschatting van de waarde van het vastgoed van opposante door de heffingsambtenaar. Ten slotte stuurt zij stukken mee die over immateriële schade gaan. Opposante zegt niets over het griffierecht en de machtiging. Bovendien is de brief van 12 januari 2024 nagenoeg identiek aan de brief die de rechtbank in een andere verzetszaak heeft ontvangen en waarin de rechtbank vandaag ook uitspraak doet. Kortom, de brieven bevatten (kennelijk) standaardalinea’s zonder een op deze zaak toegespitste verzetsgrond. Dat maakt dat opposante heeft verzuimd om verzetsgronden in te dienen.
8. Door het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Omdat hierover geen redelijke twijfel mogelijk is, zal de rechtbank deze zaak niet op een zitting met opposante bespreken.
Conclusie en gevolgen
9. Het verzet is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de uitspraak van 3 november 2023 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van J.F. Gommers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.