Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) woont sinds 2007 in een gehuurde woning bij de woning van A. De woningen staan naast elkaar. X heeft samen met A drie kinderen, geboren in 2004, 2006 en 2016. De kinderen staan ingeschreven bij X. Op het adres is een hennepkwekerij aangetroffen.

De Inspecteur stelt dat de helft van de opbrengst van de hennepkwekerij aan X moet worden toegerekend als row. Hij heeft over de jaren 2011 tot en met 2015 jaarlijks een bedrag van € 206.648 aan inkomen bijgeteld en over 2016 een bedrag van € 79.480.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt in de eerste plaats dat de Inspecteur voor de jaren 2013 en 2014 niet over een nieuw feit beschikt om na te vorderen.

De Rechtbank oordeelt verder dat de omstandigheid dat A geld heeft verdiend met een hennepkwekerij nog niet maakt dat het aannemelijk is dat die hennepkwekerij voor X als een bron van inkomen in de zin van de Wet IB 2001 kwalificeert. De Inspecteur heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast ten aanzien van het gestelde inkomen uit de hennepkwekerij.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011-2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
2 februari 2023
Rolnummer
21/4405; 21/4406; 21/4407; 21/4408; 21/4409; 21/4410; 21/4411; 21/4412; 21/4413; 21/4414; 21/4415; 21/4416
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:573
NLF-nummer
NLF 2023/0611
Aflevering
23 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina