Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op basis van artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting (oud) is voor het privé gebruik van een auto van de zaak 12% van het voor de IB geldende autokostenforfait verschuldigd.
Een man bestrijdt deze forfaitaire berekeningsmethode ten eerste met de stelling dat het bepaalde in artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking niet strookt met artikel 15, lid 6 van de Wet op de omzetbelasting (Minister kan nadere voorwaarden stellen). Deze stelling wordt echter door de Hoge Raad verworpen.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de forfaitaire berekeningsmethode van artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking zich verdraagt met de Zesde richtlijn. Met name is de vraag aan de orde of hierbij op proportionele wijze rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke omvang van het privégebruik van de auto(‘s).
Dat is niet het geval.
Dat betekent echter nog niet dat de berekeningswijze ongeldig is (vgl. HR 26 september 2008, nr. 43.339, LJN BF2266), aldus de Hoge Raad.
Wel heeft die strijdigheid met de Zesde richtlijn tot gevolg dat kan worden aangevoerd dat de toepassing van de forfaitaire berekeningsmethode tot een onjuiste uitkomst van het belasten van het privégebruik leidt.
Het andersluidende oordeel van de Rechtbank kan daarom niet in stand blijven, beslist de Hoge Raad. De zaak is verwezen. De verwijzingsrechter zal zich ook moeten uitspreken over het verzoek tot schadevergoeding in verband met de lange duur van de procedure.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
oktober - december 2006
Instantie
HR
Datum instantie
30 november 2012
Rolnummer
08.01579bis
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BY4581
bwbid=bwbr0&artikel=15,bwbid=bwbr0&artikel=15

Naar de bovenkant van de pagina