Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

SCT is een vennootschap gericht op het aanbieden en afnemen van testen voor COVID-19. A (bv) bezit 50% van de aandelen. Op 1 september 2021 is in totaal € 96.998,82 van de bankrekening van SCT overgeboekt naar de bankrekening van een dochteronderneming van A.

In de periode van 11 september 2021 tot en met 14 april 2022 heeft A in totaal € 766.500 van de bankrekening van SCT overgeboekt naar haar eigen rekening met de omschrijving ‘tijdelijke veiligstelling’.

In 2022 heeft de Inspecteur aan SCT aanslagen vennootschapsbelasting en een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. In kort geding vordert SCT, kort gezegd, dat A deze aanslagen moet betalen.

SCT legt aan haar vorderingen ten grondslag dat A onrechtmatig handelt en in strijd met hetgeen een goed bestuurder betaamt, door haar weigering om met de door haar ‘tijdelijk veiliggestelde’, maar aan SCT toebehorende gelden de door SCT verschuldigde belastingen te voldoen. A brengt SCT onnodig in een kwetsbare financiële positie, omdat SCT – door de onttrekkingen door A – niet in staat is de door haar verschuldigde belastingen te voldoen, aldus SCT.

De voorzieningenrechter van Rechtbank Noord-Holland wijst de vorderingen van SCT echter af.

Niet is gebleken dat SCT pogingen heeft ondernomen om deze gelden terug te halen.

Evenmin is gebleken dat SCT bij de Belastingdienst melding heeft gemaakt van betalingsonmacht wegens financiële problemen. Als het voor een vennootschap absoluut onmogelijk is om belastingaanslagen op tijd te voldoen, bestaat de mogelijkheid om uitstel van betaling te vragen. SCT heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt, noch is bezwaar (en beroep) ingesteld tegen de opgelegde voorlopige belastingaanslagen, teneinde deze te doen verminderen. Met A is de voorzieningenrechter van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat het aanvragen van uitstel van betaling, dan wel het aantekenen van bezwaar, kansloos is. Nu SCT de mogelijkheden om opschorting van de betalingsverplichtingen te bewerkstelligen onbenut heeft gelaten, hetgeen wel van haar mocht worden verwacht in de gegeven omstandigheden, heeft zij de door haar geschetste nijpende financiële situatie mede zelf laten ontstaan.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan A onder de hiervoor geschetste omstandigheden voorshands niet gehouden worden de door haar veiliggestelde gelden aan te wenden voor de betaling van de belastingschulden van SCT.

Metadata

Rubriek(en)
Civiel recht
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021-2022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
21 juni 2022
Rolnummer
C/15/328055 / KG ZA 22-237
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:5158
Auteur(s)
prof. mr. A.J. Tekstra
Blauw Tekstra Uding
NLF-nummer
NLF 2022/1338
Aflevering
14 juli 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5133

Naar de bovenkant van de pagina