Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft van haar vader op 1 april 2009 een herroepelijke schenking van € 22.760 ontvangen (de schenking in 2009). Ter zake van die schenking is in de aangifte schenkbelasting een beroep gedaan op de destijds geldende eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor schenkingen van ouders aan een kind. De Inspecteur heeft die vrijstelling toegekend.

Op 10 oktober 2017 heeft de vader voornoemde schenking herroepen en omgezet in een geldlening aan X. Vervolgens heeft de vader op 18 oktober 2017 de voornoemde geldlening van € 22.760 aan X kwijtgescholden en daarnaast op diezelfde dag nog een bedrag van € 80.000 aan X overgemaakt als schenking (de schenkingen in 2017).

Voor die schenkingen in 2017 heeft X in de aangifte schenkbelasting een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning (de eigenwoningvrijstelling).

Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de in het jaar 2009 toegepaste eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling in de weg staat aan toepassing tot het maximale bedrag van de eigenwoningvrijstelling voor de schenkingen in 2017 (€ 100.000).

Dat is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant het geval. De herroeping van de schenking in 2009 brengt niet mee dat die schenking met terugwerkende kracht teniet is gedaan. Het belastbare feit, de destijds gedane schenking, blijft namelijk ook na herroeping bestaan. Het goedkeurend beleid van de staatssecretaris van 9 april 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 2018D27453) maakt dat niet anders, nu aan de herroeping fiscale motieven ten grondslag lagen.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
24 januari 2024
Rolnummer
22/4371
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:341
NLF-nummer
NLF 2024/0407
Aflevering
13 februari 2024
bwbr0002226&artikel=33,bwbr0002226&artikel=33,bwbr0002226&artikel=33a,bwbr0002226&artikel=33a

Naar de bovenkant van de pagina