Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een echtpaar besluit in 2001 te gaan scheiden. Zij hebben drie kinderen van 17 (dochter), 15 (zoon) en 14 (zoon). De vrouw en de kinderen laten zich vervolgens op een ander adres inschrijven. In het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat de man in principe twee dagen en nachten per week voor zijn kinderen zorgt. De beide zonen hebben kennelijk moeite met de echtscheiding. Zo vernielt de jongste zoon de schuifpui in het huis van hun moeder. Feitelijk is de situatie in 2002 dan zo dat de beide zonen vanaf mei weer bij hun vader wonen. De man claimt daarom in zijn aangifte inkomstenbelasting 2002 alleenstaande-ouderkorting en aanvullende alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur weigert dat. Volgens hem is het adres waar de kinderen volgens de gemeentelijke basisadministratie staan ingeschreven doorslaggevend. Het Hof is dat met hem eens. Met het feitelijk woonadres van de kinderen kan bij de beoordeling van de vraag of recht bestaat op de bovengenoemde kortingen geen rekening worden gehouden.

De Hoge Raad heeft op 03-10-2008 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 42.264)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 mei 2005
Rolnummer
04/03942
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AT8172

Naar de bovenkant van de pagina