Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een voormalige werknemer na een ziekteperiode ontslagen, vanwege het verwijtbaar niet meewerken aan re-integratie.

Het UWV, dat belast is met de toekenning van uitkeringen, heeft aan de werknemer een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (de WIA) toegekend. Het betreft een WGA-uitkering. X heeft van het UWV een kopie van het toekenningsbesluit ontvangen en heeft naar aanleiding daarvan bezwaar gemaakt tegen het toekenningsbesluit.

In haar bezwaarschrift heeft X gesteld dat zij niet wil dat de kosten van de uitkering op haar worden verhaald. Een medewerker van het UWV heeft naar aanleiding van dit bezwaar telefonisch contact opgenomen met X. Daarbij is meegedeeld dat de uitkering niet op haar zou worden verhaald. Vervolgens heeft het UWV aan X per e-mail nogmaals te kennen gegeven dat de uitkering niet zal worden verhaald op X. Daarop heeft X haar bezwaar tegen het toekenningsbesluit ingetrokken.

De Inspecteur, die is belast met de premieheffing, heeft de uitkering niettemin toch verhaald op X.

In geschil is of het UWV het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de uitkering niet op X zou worden verhaald en of dat vertrouwen de Inspecteur dan ook bindt.

Rechtbank Noord-Nederland heeft X in het gelijk gesteld, maar Hof Arnhem-Leeuwarden deed dat niet. Het heeft geoordeeld dat de uitlatingen die namens het UWV zijn gedaan niet kunnen worden opgevat als een toezegging waaraan X het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de aan de werknemer toegekende WGA-uitkering niet zou doorwerken in de hoogte van het ten laste van X komende gedifferentieerde premiepercentage Whk, als vast te stellen door de Inspecteur.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en volgens A-G IJzerman is dit gegrond. Gezien de wettelijke taken die in het kader van de WIA en de WGA-uitkeringen zijn toegekend aan het UWV, acht de A-G het mogelijk dat uitlatingen van het UWV jegens X gedaan, worden toegerekend aan de Inspecteur. Daarbij lijkt het de A-G van bijzonder belang dat aan het UWV hier op grond van de wet een beslissende rol toekomt ter voorbereiding van de door de Inspecteur elk jaar bij beschikking vast te stellen gedifferentieerde premie Whk. Die wordt door de Inspecteur namelijk telkens vastgesteld op basis van door het UWV aangeleverde gegevens.

Vervolgens komt de A-G inhoudelijk toe aan de vraag of de uitlatingen van het UWV feitelijk zijn op te vatten als toezeggingen. Volgens de A-G is dat het geval.

In de onderhavige zaak staat de vraag centraal in hoeverre een uitlating van een andere instantie dan de Belastingdienst, in casu het UWV, toegerekend kan worden aan de Inspecteur. Het voorliggende geschil spitst zich toe op de vraag of het UWV het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de WGA-uitkering ook in het kader van de Whk niet (effectief) aan belanghebbende zou worden toegerekend en of dat vertrouwen de Inspecteur dan ook bindt.

In den beginne…

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
1 april 2020
Rolnummer
19/02177
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:316
Auteur(s)
Khadija Bozia
BNB Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2020/1230
Aflevering
28 mei 2020
Judoreg
NFB3293
bwbr0017745&artikel=57,bwbr0017745&artikel=57,bwbr0017745&artikel=60,bwbr0017745&artikel=60

Naar de bovenkant van de pagina