Direct naar content gaan

Samenvatting

A (bv), onderdeel van een concern, is op 23 maart 2006 opgericht. A had als enige activiteit het ontwikkelen van een vastgoedproject. A heeft op 1 april 2008 twee panden aangekocht en is daartoe een hypothecaire geldlening aangegaan bij de Deutsche Bank naar een bedrag van € 4.750.000.

X (belanghebbende 1) bezit 100% van de aandelen in Y (bv; belanghebbende 2) en is de bestuurder van deze vennootschap.

Op 28 april 2014 worden de aandelen in A voor € 1 gekocht door Y en wordt Y benoemd tot bestuurder van A.

Op 6 maart 2015 is een tweede recht van hypotheek op voornoemde onroerende zaken gevestigd ten behoeve van Y voor een totaalbedrag van € 1.760.000.

Eind december 2015 heeft A de onroerende zaken verkocht aan een derde. De Deutsche Bank heeft als eerste hypotheekhouder € 5.600.000 ontvangen en Y als tweede hypotheekhouder € 1.248.712.

Volgens de Ontvanger is door de vestiging van het recht van de tweede hypotheek sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat dit ertoe heeft geleid dat de omzetbelastingschuld bij verkoop van de onroerende zaken onbetaald is gebleven. X en Y zijn daarom aansprakelijk gesteld op grond van artikel 36 IW 1990 voor een bedrag van in totaal € 1.171.668,02.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant laat de aansprakelijkstelling in stand. Zij is van oordeel dat X en Y wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat hun handelwijze tot gevolg zou hebben dat de omzetbelastingschuld bij verkoop van de onroerende zaken onbetaald zou blijven. De Ontvanger heeft aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden voor kennelijk onbehoorlijk bestuur is voldaan.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
4e kwartaal 2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
2 januari 2024
Rolnummer
21/3739; 21/3741
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:13
Auteur(s)
prof. mr. A.J. Tekstra
Blauw Tekstra Uding
NLF-nummer
NLF 2024/0262
Aflevering
30 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6223
bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina