Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Kees Vendrik is sinds 2019 senator van GroenLinks, belast met de fiscale portefeuille. Van 1998 tot 2010 was hij lid van de Tweede Kamer met dezelfde portefeuille. Daarna werd hij lid van Algemene Rekenkamer tot 2017. Sindsdien is hij hoofdeconoom van de Triodos Bank. Hij was als voorzitter van de Elektriciteitstafel betrokken bij de totstandkoming van het Nederlandse klimaatakkoord. Arthie Schimmel mocht hem interviewen.

Opinie

‘De beste minister van Financiën die Nederland nooit gehad heeft.’

‘De beste minister van Financiën die Nederland nooit gehad heeft.’ Zou u minister of staatssecretaris van Financiën in een volgend kabinet willen worden (als aan alle voorwaarden voldaan is)?

Dat was een grapje van minister Zalm. Niet serieus bedoeld, gelukkig. En nee, ik zal geen minister of staatssecretaris van Financiën worden.

Bart Snels, het huidige Tweede Kamerlid van GroenLinks met de fiscale portefeuille, noemde u zijn leermeester. Wie is uw leermeester?

Ik heb veel geleerd van Paul Kuypers, in de jaren ’90 directeur van de Balie in Amsterdam. In die tijd heb ik hem leren kennen. Een onafhankelijke, progressieve, vrijgevochten geest. Hij was de rechterhand van Herman Tjeenk Willink toen laatstgenoemde regeringscommissaris voor de Reorganisatie van de Rijksdienst (1982-1986) was. Ik heb van hem veel geleerd over de bureaucratie, ambtenarij en politiek. Paul heeft een bijzondere brede kennis van de Franse filosofie, de landbouw, cultuur enz. Hij is een oorspronkelijk denker aan wie ik veel te danken heb.

En hoe kom je dan op de fiscale weg?

Tijdens mijn studie politieke wetenschappen heb ik zoveel mogelijk economie erin gestopt. Als je macht goed wilt begrijpen gaat het vaak over economie in combinatie met politiek. Belastingen zijn daar onderdeel van. In de jaren dat ik in het parlement als beleidsmedewerker werkte, heb ik meegedaan aan de eerste doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s van GroenLinks (door het CPB en het RIVM (later PBL) waarbij een goed afgewogen fiscale paragraaf heel belangrijk was. Daarvoor moet je veel voorbereidend werk doen en leer je modelmatig denken over waar de fiscale druk zit. Binnen de fiscaliteit was Leo Stevens voor mij een grote onafhankelijke geest in verband met de belastingherziening 2001 en was Sijbren Cnossen behulpzaam bij het maken van alternatieve plannen voor de fiscale behandeling van vermogen. Wij waren kritisch over box 3.

Kunt u wapenfeiten noemen in uw fiscale carrière? Hebt u invloed kunnen uitoefenen op het fiscale stelsel?

Bescheidenheid is hier de eerste deugd. Het fiscale stelsel is een hypergevoelig politiek onderwerp met fundamentele meningsverschillen. Dat maakt het ingewikkeld om van jezelf te veronderstellen daar grote invloed op te hebben. De belastingherziening 2001 (IB 2001) was in mijn parlementaire tijd het belangrijkste fiscale debat; een stelselwijziging waarop we probeerden invloed uit te oefenen met een stevige inbreng, onder andere in de vorm van een serie aparte nota’s met alternatieven voor IB 2001: onze voorstellen voor de fiscale behandeling van het eigen huis en over de fiscale positie van vermogen. Ons pleidooi voor de aanpak van hypotheekrenteaftrek sprong het meest in het oog. Dat was in die tijd taboe. Zo opende Pia Dijkstra in 1999 het Journaal met een item over ons voorstel met de opwekkende mededeling dat voorstellen voor de verandering van de hypotheekrenteaftrek in Den Haag gelijk staan met politieke zelfmoord. Het was me niet duidelijk of dat als een compliment bedoeld was, dat we zoiets aandurfden. Dat was ook voor progressieve partijen niet vanzelfsprekend. Een paar jaar eerder, in 1998 had premier Kok, staande het partijcongres van de PvdA de net aangenomen paragraaf over vermindering van de renteaftrek eigen huis eigenhandig teruggedraaid: ‘Dat gaan we dus niet doen’. Maar in de jaren daarna zie je toch dat het taboe doorbroken werd en er beperkingen van hypotheekrenteaftrek werden ingevoerd. Hetzelfde geldt voor de discussie over vermogen. GroenLinks vond al in 1999 dat het eigen vermogen zwaarder belast moest worden. Vandaag de dag gaan de discussies opnieuw over de grote verschillen in de fiscale druk op arbeid enerzijds en vermogen anderzijds. En het is nu – twintig jaar later – wél een thema geworden.

Ook het agenderen van fiscale vergroening heeft geholpen. Toen we als GroenLinks een groot plan presenteerden om de lasten op arbeid te verschuiven naar lasten op milieu, noemde Hans van Mierlo dat in de verkiezingscampagne van 1989 nog ‘een schreeuw in de nacht’. Hoewel sommige fiscale wetenschappers gruwen van groen fiscaal instrumentalisme, zijn economen het wel over één ding eens namelijk de noodzaak van beprijzing van negatieve externe effecten als hoeksteen van de duurzame transitie. We weten na dertig jaar milieubeleid wat wel en wat niet werkt. En beprijzing helpt. Ook al is het maar een kleine stap, het is heel belangrijk dat juist een VVD-minister, minister Wiebes, met de industrieheffing komt, ook al is die in de marge.

Ook de financiële sector moet bij de duurzaamheidstransitie betrokken worden. Toen ik gevraagd werd om mee te werken aan het Nederlandse klimaatakkoord (AS: Vendrik was voorzitter van de Elektriciteitstafel) viel mij bij de constituerende vergadering van de vijf klimaattafels op, dat de financiële sector niet bestuurlijk bij het akkoord betrokken was. Peter Blom, CEO van de Triodos Bank, en ik hebben aan minister van Financiën, Hoekstra, de boodschap overgebracht dat de financiële sector bij het Klimaatakkoord partij moet zijn en dat het kabinet er goed aan zou doen de deur daarvoor open te zetten. Hoekstra ging daarin mee. Er is ook veel marktfinanciering nodig voor de duurzame transities. En bestaande fossiele financiële portefeuilles zullen moeten worden afgebouwd en in nieuwe posities zal moeten worden geïnvesteerd. Fiscaliteit en de financiële sector zijn voorbeelden van de cruciale rol van het ministerie van Financiën voor de duurzame transities. Zoals we in de beginjaren van GroenLinks al zeiden: de minister van Milieu zit aan de Korte Voorhout nummer 7.

U hebt ook tegen het wetsontwerp ‘Inkomstenbelastingen 2001’ (IB 2001) gestemd. Waarom?

Om een aantal redenen. De herziening IB 2001 ging gepaard met een grote lastenverlichting. GroenLinks vond dat in plaats daarvan geïnvesteerd moest worden in de publieke sector.

Wij vonden ook dat het draagkrachtbeginsel met de herziening door de vermogensrendementsheffing geweld aangedaan werd. Dat vonden wij toen een slechte keuze. Jaarlijkse belastingplannen hebben we regelmatig wel gesteund.

Is Nederland een land voor een revolutionaire hervorming van het belastingstelsel?

Nee, maar je kunt wel het momentum zien groeien voor een Grand Deal. Er komt een aantal lijnen bij elkaar waarover een communis opinio aan het ontstaan is.

De eerste lijn gaat over de issues van uitvoerbaarheid van de belastingwetgeving. De Belastingdienst kan veel aan, maar onderdelen zijn te complex geworden. Dat is ook niet houdbaar vanuit het rechtvaardigheidsgevoel van burgers.

Een andere lijn is dat er stapje voor stapje terrein gewonnen wordt op de transitie naar een duurzame economie. Het fiscaal instrumentarium is daar zeer effectief. Dat zie je aan de CO2-heffing voor de industrie uit het Klimaatakkoord. Dat gaat pijn doen, er is sprake van relevant beleid.

Een derde lijn is de discussie over de ongelijke lastendruk op arbeid en vermogen en de agenda Borstlap over de inzet van sociale zekerheid en fiscaliteit voor één arbeidsmarkt. Vroeger leidde dit tot grote diversiteit in opinies. Datzelfde zie ik ook in de discussie over bedrijfswinst. Vroeger was de meerderheid altijd voor een lagere winstbelasting, want het ging om de internationale concurrentiepositie van Nederland. Nu gaan we niet meer voor het laagste putje als de hoogste prestatie. Internationaal gezien heeft de OESO hier vanaf 2011 de meest significante invloed gehad door de discussie te starten over fiscale race naar de bottom. Dat laat zien hoe zegenrijk internationale samenwerking kan zijn. Voormalig staatssecretaris van Financiën Menno Snel heeft er ook veel werk van gemaakt. Dat was ook nodig. De internationale fiscale beleidsconcurrentie is compleet uit de hand gelopen. Dat voedt het populisme. Terecht zijn mensen boos als zij zien dat grote bedrijven nauwelijks nog belasting betalen in landen waar ze wel gebruikmaken van alle voorzieningen die uit belastingen van burgers worden betaald. Dat is niet uitlegbaar en niet vol te houden.

Ik zie veel gemeenschappelijkheid over bovenstaande lijnen en daardoor zou een Grand Deal voor de volgende kabinetsperiode tot de mogelijkheden behoren.

Vindt u dat dit kabinet voldoende doet aan het bestrijden van belastingontwijking en -ontduiking?

We zijn er nog niet met fair share en fair play. We zitten midden in de transitie. Van een hoofdrolspeler, een aanvoerder in het aanjagen van de internationale belastingconcurrentie tussen landen moet Nederland samen met andere landen samenwerken aan en partner worden in het bestrijden van de fiscale concurrentiestrijd. Menno Snel wilde met steun van de VVD die partner zijn. Bart Snels, de huidige fiscale woordvoerder van GroenLinks is met support van het kabinet ook bezig. Het is nu tijd om op te komen voor het gemeenschappelijk belang. Het is belangrijk dat het bedrijfsleven snapt dat hier stappen gezet moeten worden en dat zij niet opnieuw in de verdediging schieten.

Die transitie zou ook de adviespraktijk niet misstaan. Het openbaar maken van vergrijpboetes is daarom een goede stap. Maar er is veel meer nodig. Ik heb gemerkt dat sommige adviseurs niet gelukkig zijn met het professioneel opzoeken van de uiterste grenzen van de fiscale wetgeving. Die beweging moet ondersteund worden. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2020 in de Eerste Kamer heb ik de staatssecretaris gevraagd welke mogelijkheden hij zag om met de sector in gesprek te gaan over het thema ‘maatschappelijk verantwoord adviseren’. Ik zie veel aanknopingspunten voor een ‘code verantwoord adviseren’. Als de top van een kantoor zich committeert aan de code, worden de mensen die verantwoord willen adviseren ondersteund.

Hoe zit het met uw ondersteuning bij behandeling van fiscale wetgeving? Zijn er fiscale wetenschappers binnen GroenLinks actief?

We hebben natuurlijk onze staf in Den Haag. Er is ook een groep economen binnen de partij actief waar mensen met fiscale expertise tussen zitten. Maar de oude traditie van de jaren na de Tweede Wereldoorlog dat er aan de grote politieke partijen gezaghebbende fiscale experts verbonden waren, is er niet meer. Des te belangrijker is het hoe de fiscale wetenschap in Nederland zich ontwikkelt. Ik ben het met Leo Stevens eens dat de politiek behoefte heeft om gevoed en ondersteund te worden door volstrekt vrije en onafhankelijke fiscale wetenschappers. Die zijn niet makkelijk te vinden. Aan universiteiten moet je je internationaal profileren en dan verdien je weinig punten door je te bemoeien met het nationale fiscale debat. Terwijl dat debat hoognodig is. Daarbij hoort ook dat fiscale wetenschappers kritischer mogen zijn op commerciële nevenfuncties in de advieswereld. Gaat dat samen met de functie van publieke intellectueel en het belang van pluriformiteit?

Hoe wilt u vermogen belasten?

Het is rechtvaardig om de fiscale druk op arbeid en vermogen zoveel mogelijk gelijk te krijgen. En ik ga daarbij uit van het reële stelsel. De ervaring met box 3 leert opnieuw hoe belangrijk het is om te heffen op daadwerkelijk genoten inkomen. Pas op met ficties als forfaitair rendement. Ik sta daarom nog steeds achter het GroenLinks-voorstel uit 2000: een combinatie van een vermogenswinst- en vermogensaanwasbelasting komen (AS: GL-plan uit 2000: vermogensinkomsten en -aanwas van het vermogen belasten met 30% over de eerste ƒ 50.000 en 35% erboven. Dit moet ook gelden voor huur, dividend en rente). Daarbij hoort wat mij betreft ook dat we serieus kijken naar de mogelijkheid van (vermogens)verliesverrekening voor burgers. We hebben in de nasleep van de krediet- en eurocrisis gezien hoeveel huiseigenaren onder water kwamen te staan. Veel mensen kregen – als ze gedwongen waren vanwege scheiding of werkloosheid op het dieptepunt van de markt te liquideren – te maken met langdurige en grote restschulden. Wat zou er tegen zijn als je dit verlies fiscaal mag presenteren? Bedrijven mogen compensabele verliezen hebben, waarom burgers niet? De verzorgingsstaat is immers ontstaan om mensen te verzekeren tegen risico’s van inkomensverlies tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ouderdom. En er is een fiscale aftrek op pensioenopbouw. Waarom zouden we burgers niet ook hier bij moeten staan? Belastingen zijn niet alleen om inkomsten te genereren voor de staat maar ook om mensen door slechte periodes in het leven te helpen.

Australië kent een Inspector-General of Taxation (IGT). De IGT is een onafhankelijk orgaan belast met het toezicht op en de controle van de Australische Belastingdienst. De IGT fungeert als een verbindende schakel tussen de belastingdienst en de regering inclusief parlement. De IGT kan op eigen initiatief, op verzoek van bewindslieden of het parlement onderzoek instellen. De IGT fungeert ook als ombudsman in fiscale zaken. Tot de taken van de IGT behoort o.a. het onderzoeken van systemen die zijn vastgesteld door de Australische belastingdienst bij de administratieve uitvoering van belastingwetgeving. Hoe staat u tegenover het instellen van een Nederlandse IGT?

Ik ben lid geweest van het college van de Algemene Rekenkamer (AR), waarvan de staande taak is de bedrijfsvoering van overheidsorganisaties jaarlijks te beoordelen. In speciale onderzoeken kan de AR dieper kijken en dat gebeurt ook voortdurend. Ook bij de Belastingdienst deed de AR dat naast het jaarlijkse verantwoordingsonderzoek. In die tijd was al extra effort op de Belastingdienst ingezet, omdat al veel niet goed ging. De Belastingdienst heeft een enorme omvang, zeer grote processen, een uiterst complex ICT-landschap en is materieel van zeer groot belang. Toch lijkt het alsof de Belastingdienst maar moeizaam progressie maakt. Er werken duizenden mensen die er iets goeds van willen maken, maar toch gaat er veel mis. Er hoeft niet veel te gebeuren of bepaalde cruciale processen vallen uit. We hebben te maken met een dienst die in zwaar weer zit en waar de verbeterprocessen ook nog een aantal jaren zullen duren. Tijdens zo’n periode zou je er een onafhankelijke club zoals zo’n Australische optie naast kunnen zetten. En misschien ga je weer afschalen als de dienst weer in veilig vaarwater zit.

Het zou goed zijn als de politiek niet alleen bovenop de Belastingdienst zit – zoals nu met de kinderopvangtoeslag – maar zich op tijd bezint en laat corrigeren over uitvoerbaarheid zoals bij de invoering van de toeslagen. GroenLinks was niet voor de toeslagen, maar toen er met de Zorgverzekeringswet een nominale premie voor iedereen kwam, vonden we wel dat daar compensatie voor moest komen. Uit nood geboren steunden wij de zorgtoeslag maar het was niet het model dat wij wilden. Liever hadden we gezien dat de zorgverzekering inkomensafhankelijk in box 1 gefiscaliseerd zou worden. De kinderopvangtoeslag zagen we ook niet zitten. Wij wilden en willen kinderopvang onderdeel van het onderwijs maken, met drie dagen gratis kinderopvang voor kinderen tussen 0 en 4 jaar.

Komt GroenLinks ook met een voorstel om de toeslagen te laten vervallen?

Ja, het conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks is net uit. Daarin staat te lezen dat de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag verdwijnen. Dat is geen nieuws, dat vinden we al jaren. Dat maakt deel uit van een bredere fiscale agenda.

In dat fiscaal plan zit veel: het gaat het over verschillende vermogensbronnen, de financiering van de transities, de fiscale druk en de prioriteiten voor de komende jaren.

Wij zien dat er een grote deal zit aan te komen. Wij willen een volgende stap zetten en dan moet je ervoor zorgen dat je, evenals de anderen, je huiswerk gedaan hebt.

In hoeverre worden de gevolgen van de coronacrisis meegenomen?

Ruimschoots. Ik zou zeggen: uiteraard. Er is veel aandacht voor wat de coronacrisis blootlegt: het stelselmatig uitputten van de ecologische systemen dat ons steeds kwetsbaarder maakt voor dit soort pandemieën; een mondiale economie zonder diversiteit en buffers wat mensen, bedrijven en landen kwetsbaar maakt voor tegenslag; we zien hoe de ongelijkheid verder wordt aangejaagd door de coronacrisis; elders in de wereld zien miljoenen wereldburgers werk en inkomen verdampen, hier krijgen vooral jongeren de grootste klap. Corona heeft nadrukkelijk een plek in het conceptverkiezingsprogramma.

En zoals je van GroenLinks mag verwachten, spreekt het programma grote urgentie uit over het keren van klimaatverandering en het dramatisch verlies van biodiversiteit. Uitstel van ingrijpen kan echt niet meer, anders zadelen we onze kinderen en kleinkinderen op met een onleefbare wereld en zijn de ecologische fundamenten onder onze beschaving onherstelbaar beschadigd. Dat is moreel onaanvaardbaar en economisch gezien peperduur. De coronacrisis is in dat opzicht nog mild. De komende tien jaar zijn beslissend en het herstel uit de huidige crisis moet daarom duurzaam en inclusief zijn. Dat besef leeft gelukkig steeds breder, zie bijvoorbeeld de Green Deal van de Europese Commissie. Zie de bedrijven en financiële instellingen die daar steeds meer mee bezig zijn, ik lees het ook bij McKinsey. Ik hoop van harte dat ook fiscalisten hun kennis maximaal willen inzetten voor deze transitie. We hebben iedereen nodig.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Auteur(s)
mr. A. Schimmel
Zelfstandig fiscaal journalist
NLF-nummer
NLF Opinie 2020/34
Judoreg
NFB3785
Publicatiedatum
3 november 2020

Naar de bovenkant van de pagina