Direct naar content gaan

Samenvatting

In het onderhavige geding is de vraag aan de orde of de Duitse belastingdienst terecht een verzoek van de bosbouwer Schütte (hierna: X) om kwijtschelding van btw-naheffingen plus rente om redenen van billijkheid heeft afgewezen.

X kocht hout in bij Duitse toeleveranciers, die hem daarvoor 19% btw in rekening brachten. X verkocht het hout aan zijn klanten tegen het lage btw-tarief van 7%. Hij deed zijn btw-aangiften tegen het 7%-tarief verminderd met de btw die hij aan de toeleveranciers had betaald. In een later stadium heeft de Duitse belastingrechter uitgemaakt dat de toeleveranciers eveneens het lage btw-tarief aan X in rekening hadden moeten brengen. Aangezien X in zijn btw-aangiften te veel voorbelasting had afgetrokken, werd dit middels naheffingsaanslagen bij hem gecorrigeerd.

X heeft vervolgens zijn toeleveranciers verzocht om de betreffende aankoopfacturen te corrigeren en het verschil aan hem uit te betalen. Alle toeleveranciers beriepen zich tegen het verzoek om correctie van de facturen en terugbetaling van het verschil op het civielrechtelijke verweer van verjaring. Daarop heeft X de belastingdienst verzocht om de nageheven btw (inclusief rente) billijkheidshalve kwijt te schelden.

Het Finanzgericht Münster (Duitsland) heeft over deze zaak aan het HvJ een prejudiciële vraag gesteld.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

‘De Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat zij gebiedt dat aan de ontvanger van een goederenlevering een rechtstreeks recht op teruggaaf van de ten onrechte in rekening gebrachte btw, met inbegrip van rente, jegens de belastingdienst toekomt, welke btw deze ontvanger aan zijn leveranciers heeft betaald en deze leveranciers aan de schatkist hebben afgedragen, in omstandigheden waarin, ten eerste, die ontvanger van die leveranciers niet langer terugbetaling van het te veel betaalde kan vorderen wegens de in het nationale recht vastgestelde verjaringsregeling – zonder dat hij verdacht wordt van fraude of misbruik, of hem nalatigheid kan worden verweten – en, ten tweede, er een formele mogelijkheid bestaat dat die leveranciers op een later tijdstip van de belastingdienst teruggaaf van de te veel betaalde btw vorderen na de facturen te hebben gecorrigeerd die oorspronkelijk aan de ontvanger van deze leveringen waren gericht. Wanneer de door de belastingdienst ten onrechte geheven btw niet binnen een redelijke termijn wordt teruggegeven, moet de schade die wordt geleden doordat het bedrag dat overeenkomt met deze ten onrechte geheven btw niet beschikbaar is, worden gecompenseerd door de betaling van vertragingsrente.’

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011 t/m 2013
Instantie
HvJ
Datum instantie
7 september 2023
Rolnummer
C-453/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:639
Auteur(s)
prof. mr. dr. R.A. Wolf
Mazars / Rijksuniversiteit Groningen
NLF-nummer
NLF 2023/2157
Aflevering
28 september 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5991
bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbv0001506&artikel=267,bwbv0001506&artikel=267,celex32006l0112&artikel=1,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=1,celex32006l0112&artikel=168

Naar de bovenkant van de pagina