Niet aannemelijk dat uitnodiging en aanmaning belastingplichtige hebben bereikt
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19 maart 2024
Samenvatting
X (belanghebbende) woont het gehele jaar 2019 in het Verenigd Koninkrijk. De Inspecteur heeft vóór het verstrijken van de laatste door hem gestelde termijn (van 5 maart 2021) geen aangifte IB 2019 van X ontvangen. Met dagtekening 28 juli 2021 is aan X ambtshalve een aanslag IB 2019 opgelegd. Gelijktijdig met de aanslag is een verzuimboete opgelegd van € 385 wegens het niet (tijdig) doen van de aangifte.
In bezwaar en beroep is de aanslag verminderd tot nihil. De verzuimboete is gehandhaafd.
X neemt bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant het standpunt in geen uitnodiging en aanmaning voor het doen van aangifte IB 2019 te hebben ontvangen zodat aan hem geen boete kan worden opgelegd.
Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de uitnodiging en de aanmaning voor het doen van aangifte IB 2019 X hebben bereikt. De verzuimboete wordt daarom vernietigd. Voorts dient de Inspecteur het griffierecht aan X te vergoeden.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats (Verenigd Koninkrijk), belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 januari 2022.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2019, een verzuimboete van € 385 opgelegd. Tevens is aan belanghebbende belastingrente in rekening gebracht.
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de verzuimboete gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de hiervoor genoemde beslissing van de inspecteur. De inspecteur heeft dat bezwaarschrift doorgezonden aan de rechtbank als beroepschrift.
1.4. Beide partijen hebben bij de rechtbank aangegeven een zitting niet nodig te vinden. De rechtbank heeft daarom het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag IB 2019 en de daarbij opgelegde verzuimboete terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1. De inspecteur heeft gedurende de beroepsfase het standpunt ingenomen dat de aanslag IB 2019 (die na de uitspraak op bezwaar alleen bestond uit inkomen uit sparen en beleggen) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente moeten worden verminderd naar nihil. De rechtbank volgt dat standpunt. Verder vernietigt de rechtbank de verzuimboete, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een verzuim heeft begaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. Belanghebbende woont het gehele jaar 2019 in het Verenigd Koninkrijk.
3.1. Tot de stukken van het geding behoren een uitnodiging tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019 met dagtekening 28 februari 2020, een herinnering met dagtekening 27 november 2020 en een aanmaning met dagtekening 12 februari 2021. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte vóór 5 maart 2021 moet zijn ontvangen door de inspecteur. De stukken zijn gericht aan belanghebbende.
3.2. De inspecteur heeft vóór het verstrijken van de door hem laatstelijk gestelde termijn (van 5 maart 2021) geen aangifte IB voor het jaar 2019 van belanghebbende ontvangen.
3.3. Met dagtekening 28 juli 2021 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag IB voor het jaar 2019 (de aanslag) opgelegd. Aangezien belanghebbende geen aangifte heeft ingediend, heeft de inspecteur de hoogte van de aanslag ambtshalve vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 10.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 3.070. Gelijktijdig met de aanslag heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 385 wegens het niet (tijdig) doen van de aangifte en heeft hij daarnaast € 68 aan belastingrente in rekening gebracht.
3.4. Belanghebbende heeft op 17 augustus 2021 een aangifte IB voor het jaar 2019 ingediend. Deze aangifte is als bezwaar aangemerkt. In de aangifte heeft hij een box 1 inkomen en een box 3 inkomen van nihil aangegeven.
3.5. In de bezwaarfase heeft de inspecteur op het bezwaar van belanghebbende beslist en bij uitspraak op bezwaar een verminderingsbeschikking IB voor het jaar 2019 vastgesteld, waarbij hij het box 1 inkomen heeft verminderd naar nihil en de in rekening gebrachte belastingrente heeft verminderd naar € 34. Het box 3 inkomen en de verzuimboete heeft de inspecteur gehandhaafd.
3.6. In de beroepsfase heeft de inspecteur met dagtekening 29 april 2023 een verminderingsbeschikking IB voor het jaar 2019 vastgesteld, waarbij hij het box 3 inkomen en de in rekening gebrachte belastingrente heeft verminderd naar nihil. De verzuimboete heeft de inspecteur gehandhaafd.
Motivering
Ontvankelijkheid
4. De rechtbank heeft geconstateerd dat de inspecteur het in 1.3 genoemde stuk, gelet op de datumstempel, één dag na afloop van de beroepstermijn zou hebben ontvangen. De inspecteur heeft echter bevestigd dat het stuk binnen de wettelijke termijn is ingediend. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de inspecteur heeft gecontroleerd dat het door hem als beroepschrift aangemerkte stuk tijdig door belanghebbende per post is aangeboden. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk en behandelt zij de zaak inhoudelijk.
Omvang van het geschil
4.1. De inspecteur heeft in de beroepsprocedure het standpunt ingenomen dat, conform het standpunt van belanghebbende, het box 3 inkomen en de in rekening gebrachte belastingrente moeten worden verminderd tot nihil. De rechtbank zal daarom dienovereenkomstig beslissen.
4.2. De aan belanghebbende opgelegde verzuimboete heeft de inspecteur in bezwaar en beroep gehandhaafd. Hoewel belanghebbende in de beroepsprocedure niet expliciet heeft aangegeven dat het beroep mede ziet op de verzuimboete, beoordeelt de rechtbank die opgelegde boete wel.
Is de verzuimboete terecht opgelegd?
4.3. Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.514, ofwel € 385.
4.4. De inspecteur stelt dat hij de uitnodiging en de aanmaning tot het doen van aangifte IB 2019 heeft verzonden naar het hem bekende correspondentieadres van belanghebbende. Omdat belanghebbende niet binnen de in de aanmaningsbrief gestelde termijn aangifte heeft gedaan, is de verzuimboete terecht opgelegd, aldus de inspecteur.
4.5. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd leidt de rechtbank af dat belanghebbende het standpunt inneemt geen uitnodiging en aanmaning voor het doen van aangifte IB 2019 te hebben ontvangen. Belanghebbende betwist daarmee dat hij door de inspecteur is uitgenodigd tot het doen van aangifte en dat daarom aan hem geen boete kan worden opgelegd.
4.6. De rechtbank overweegt dat voor het opleggen van de verzuimboete geen plaats is indien de uitnodiging en aanmaning tot het doen van aangifte niet op het adres van belanghebbende is ontvangen of aangeboden en deze belanghebbende ook anderszins niet hebben bereikt. Immers, er is dan geen sprake van een verzuim. Het is in beginsel aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat dit is gebeurd. In eerste instantie kan de inspecteur volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres. Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen.
4.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de uitnodiging en de aanmaning voor het doen van aangifte IB 2019 belanghebbende hebben bereikt. Belanghebbende heeft reeds in de bezwaarfase aangevoerd dat hij geen verzoek tot het doen van aangifte heeft ontvangen, maar de inspecteur heeft geen bewijs van verzending van de uitnodiging en de aanmaning naar het juiste adres overgelegd. Het overleggen van een kopie van de uitnodigings- en aanmaningsbrief en de enkele stelling dat de brieven zijn verzonden naar het bij de inspecteur bekende adres is daartoe onvoldoende. Dit zegt immers niet over de vraag of de brieven daadwerkelijk bij een postbedrijf ter verzending zijn aangeboden.
4.8. Aangezien niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende is uitgenodigd en aangemaand tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019, dient de verzuimboete te worden vernietigd.
4.9. Voor wat betreft het verzoek van belanghebbende om in de bezwaarfase te worden gehoord merkt de rechtbank nog op dat aan een schending van het hoorrecht, voor zover daar al sprake van is, voorbij kan worden gegaan. Belanghebbende is namelijk door de schending niet benadeeld, omdat volledig aan het beroep tegemoet wordt gekomen.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is gegrond, omdat de aanslag IB 2019 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente moeten worden verminderd naar nihil. De bij de aanslag opgelegde verzuimboete wordt vernietigd.
5.1. Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gesteld die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB 2019 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil;
- vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- vernietigt de verzuimboete;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 19 maart 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.