Direct naar content gaan

Samenvatting

Het Italiaanse bedrijf EN.SA. (Srl.) is werkzaam in de handel in elektriciteit en handelt in stroom op basis van termijncontracten. In dit verband heeft EN.SA. in de belastingjaren 2009 en 2010 grote hoeveelheden elektriciteit aan vennootschappen van de groep ‘Green Network’ verkocht en in een soort cirkelbeweging weer van deze groep teruggekocht. De handelingen werden in de boekhouding voor het juiste bedrag opgenomen. Ook werden de bijbehorende facturen voor deze handelingen opgesteld.

De vraag is wat het doel was van de aan- en verkoop door en aan dezelfde personen. De Italiaanse belastingdienst vermoedt dat hiermee werd beoogd grote bedragen in de boekhouding van de betrokken vennootschappen te vermelden, waardoor deze (betere) toegang tot financieringsmogelijkheden bij banken kregen. EN.SA. spreekt dit echter tegen.

Vast staat dat de voor deze handelingen met elektriciteit op de facturen vermelde btw tijdig en op de juiste wijze is betaald en dat de betrokken ontvanger van de prestatie hiervoor de voorbelasting heeft afgetrokken. Vast staat ook dat de fiscus daardoor op het gebied van de btw niet is benadeeld. De belastingdienst gaat ervan uit dat de hier te beoordelen handelingen met elektriciteit in de litigieuze jaren 2009 en 2010 als niet-bestaand moeten worden aangemerkt.

Daarom weigerde de belastingdienst EN.SA. de aftrek van voorbelasting voor deze (dat wil zeggen voor zover EN.SA. elektriciteit heeft gekocht) verrichte, niet-bestaande handelingen. Met betrekking tot de in een later stadium verrichte, niet-bestaande handelingen (dat wil zeggen voor zover EN.SA. elektriciteit heeft verkocht) werd evenwel een overeenkomstige belastingschuld vastgesteld, omdat de btw afzonderlijk op de facturen van EN.SA. was vermeld. Dit heeft geleid tot een vaststelling van een belastingschuld (aanvullende btw, rente en sancties) van € 47.618.491 voor 2009 en van € 22.001.078 voor 2010.

De Commissione Tributaria Regionale per la Lombardia (belastingrechter in tweede aanleg Lombardije, Italië) heeft aan het HvJ gevraagd of de weigering van de aftrek van voorbelasting in alle stadia van een leveringsketen ook geldt wanneer btw-fraude uitgesloten is, maar middels gefingeerde handelingen wordt getracht andere onrechtmatige voordelen te verkrijgen.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging deze vraag als volgt te beantwoorden:

‘Artikel 168 en 203 Btw-richtlijn verzetten zich in het geval van fictieve handelingen niet tegen een gelijktijdige belastingschuld op grond van de uitvaardiging van een factuur en een weigering van de aftrek van voorbelasting (ook meermaals binnen een circulaire leveringsketen). Voorwaarde is dat de belastingschuld op grond van artikel 203 Btw-richtlijn kan worden herzien, zodra een gevaar van verlies van belastinginkomsten is uitgesloten. In een dergelijk geval mag weliswaar een sanctie worden opgelegd voor het opstellen van een onjuiste factuur, maar is een sanctie voor het volledige bedrag van de niet-aftrekbare voorbelasting van de fictieve, in een eerder stadium verrichte handelingen niet-evenredig, voor zover betreffende fictieve, in een later stadium verrichte handelingen btw is afgedragen en er om die reden geen sprake was van een gevaar voor verlies aan belastinginkomsten.’

Abstracte risicoaansprakelijkheid bij onterecht btw factureren

Ook ten onrechte gefactureerde btw is in beginsel verschuldigd (zie artikel 203 Btw-richtlijn en artikel 37 Wet OB 1968). Origineel is dat A-G Kokott deze verschuldigdheid aanmerkt als een abstracte risicoaansprakelijkheid van de uitreiker van de factuur voor het geval de ontvanger de fake btw als voorbelasting zou aftrekken. Met andere woorden: de uitreiker van de factuur is aansprakelijk, ongeacht het bestaan van concrete schade voor de schatkist. Die aansprakelijkheid vervalt zodra duidelijk is dat de ten onrechte gefactureerde btw niet is afgetrokken én niet meer kan worden afgetrokken. Lidstaten moeten immers de mogelijkheid bieden de verschuldigdheid van de ten onrechte gefactureerde btw te herzien wanneer het risico op verlies van belastinginkomsten is uitgeschakeld. Opvallend is dat de A-G in punt 43 uit de arresten Genius en Stadeco lijkt af te leiden dat die herziening ook mogelijk is zonder uitschakeling van het risico op verlies van belastinginkomsten als de uitreiker van de factuur te goeder trouw is. Dat lees ik niet in die arresten.

Italiaanse toestanden?

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009-2010
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
17 januari 2019
Rolnummer
C‑712/17
ECLI
ECLI:EU:C:2019:35
Auteur(s)
mr. dr. W.J. Blokland
Vrije Universiteit/Hoge Raad
NLF-nummer
NLF 2019/0244
Aflevering
31 januari 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2232
celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=203,celex32006l0112&artikel=203,bwbr-btw-ri&artikel=168,bwbr-btw-ri&artikel=203,bwbr-btw-ri&artikel=203

Naar de bovenkant van de pagina