Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is opgericht op 30 augustus 1984. Op 31 december 1984 verkreeg zij alle aandelen in A (nv), een in 1979 opgerichte vennootschap. Op 1 september 1986 zijn tot een bedrag van nominaal 茠 1.000.000 nieuwe aandelen (met agio) A bij X geplaatst. Van het door X te storten bedrag werd met ingang van september 1986 door A een bedrag terug geleend aan X tegen een rente van 7% per jaar.
Bij Hof Arnhem is in geschil of de rente ten bedrage van 茠 90.416, die X sinds september 1986 aan A heeft betaald, bij de berekening van de fiscale winst over 1986 in aftrek kan worden gebracht.
Het Hof heeft geoordeeld dat dat niet het geval is. Besparing van belasting is de volstrekt doorslaggevende reden geweest voor het aangaan van het samenstel van deze rechtshandelingen.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar dit wordt door de Hoge Raad verworpen.
Het Hof heeft terecht geoordeeld dat, nu een constructie als de onderhavige in beginsel de mogelijkheid biedt om, door het cre毛ren van rentelasten bij de belastingplichtige zelf en rentebaten bij een dochtervennootschap, eigen winsten van de belastingplichtige onbeperkt en naar willekeur te verrekenen met verliezen van die dochtervennootschap, het in strijd zou zijn met doel en strekking van de wet indien X de door dit samenstel van rechtshandelingen verschuldigd geworden rente ten laste van haar winst zou kunnen brengen. Weliswaar vormt het door B als rente ontvangen bedrag in beginsel aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen winst, doch deze winst zou dan kunnen worden verrekend met de nog te compenseren verliezen, welke verliezen zijn geleden v贸贸r X de aandelen in de dochtervennootschap had verkregen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1986
Instantie
HR
Datum instantie
10 maart 1993
Rolnummer
28.484
ECLI
ECLI:NL:HR:1993:BH8568
bwbr0002320&artikel=31,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina