Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 17 april 2020 een suppletie omzetbelasting ingediend, waarbij is verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting van € 3.124 over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Het betreft ten onrechte gefactureerde omzetbelasting.

Bij brief van 18 december 2020 heeft de Inspecteur aan X bericht dat de suppletie in behandeling is genomen als een verzoek om ambtshalve teruggaaf en dat hij de bij suppletie verzochte teruggaaf niet verleent.

Bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2021 zijn de bezwaren tegen de voldoening op de aangiften over de tijdvakken in de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 voorts niet-ontvankelijk verklaard.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.

Op het hoger beroep van X oordeelt Hof Den Bosch dat een suppletie geen aangifte is en dat het verzoek in dit geval niet meer is dan een verzoek om ambtshalve teruggaaf. De Inspecteur heeft volgens het Hof terecht naar aanleiding van de suppletie bij besluit van 18 december 2020 in samenhang met de uitspraak op bezwaar van 26 februari 2021 geconcludeerd tot een niet-ontvankelijkverklaring. Het Hof concludeert dat X zich kan wenden tot de burgerlijke rechter. Dit is, anders dan X tijdens het onderzoek op de zitting heeft verdedigd, niet in strijd met Unierecht.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
8 november 2023
Rolnummer
22/00902
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3701
NLF-nummer
NLF 2024/0526
Aflevering
27 februari 2024
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0002320&artikel=26

Naar de bovenkant van de pagina