Direct naar content gaan

Samenvatting

Op grond van artikel 114, lid 2, DWU wordt rente op achterstallen in rekening gebracht over de douaneschuld vanaf de dag waarop de douaneschuld is ontstaan tot de dag waarop de schuld is medegedeeld (‘de utb is opgelegd’). De achterliggende gedachte is dat de overheid gedurende deze periode, als gevolg van de late betaling, ten onrechte een rentenadeel heeft geleden.

Rechtbank Noord-Holland heeft in een (tussen)uitspraak overeenkomstig artikel 27ga, lid 1, AWR de volgende twee prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd, waarbij de kernvraag centraal staat of rente op achterstallen in rekening kan worden gebracht ter zake van de verschuldigde omzetbelasting bij invoer:

  1. Biedt artikel 22 Wet OB 1968 een rechtsgrond voor het in rekening brengen van rente op achterstallen in de zin van artikel 114, lid 2, DWU over btw bij invoer die verschuldigd is op grond van artikel 18 Wet OB 1968 en wordt geheven bij wijze van uitnodiging tot betaling?
  2. Is het voor de beantwoording van de eerste vraag relevant of de belastingplichtige dan wel de (andere) ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd, op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel c, Wet OB 1968, recht heeft op aftrek van deze omzetbelasting?

A-G Ettema komt tot de slotsom dat artikel 22, lid 1, Wet OB 1968 niet een rechtsgrond biedt voor het in rekening brengen van rente op achterstallen over omzetbelasting bij invoer. Zij geeft de Hoge Raad in overweging de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

  1. Noch artikel 22, lid 1, Wet OB 1968 noch enige andere wettelijke bepaling biedt een rechtsgrond voor het in rekening brengen van rente op achterstallen in de zin van artikel 114, lid 2, DWU over omzetbelasting bij invoer die verschuldigd is op grond van artikel 18 Wet OB 1968 en wordt geheven bij wijze van uitnodiging tot betaling.
  2. Aan beantwoording van de tweede prejudiciële vraag wordt niet toegekomen.

Indien de Hoge Raad de eerste prejudiciële vraag van de Rechtbank bevestigend beantwoordt, geeft de A-G de Hoge Raad in overweging de tweede prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

‘Het is niet mogelijk rente op achterstallen in de zin van artikel 114, lid 2, DWU in rekening te brengen over omzetbelasting bij invoer, indien de belastingplichtige dan wel de (andere) ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd, op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel c, 1°, Wet OB 1968 , een volledig recht heeft op aftrek van deze omzetbelasting.’

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2 april t/m 28 juni 2019
Instantie
A-G
Datum instantie
29 december 2023
Rolnummer
23/01996
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1219
Auteur(s)
mr. I. van den Eijnde
EY / Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2024/0455
Aflevering
20 februari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6257
bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=22,bwbr0002629&artikel=22,celex32013r0952&artikel=114,celex32013r0952&artikel=114

Naar de bovenkant van de pagina