Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De echtgenoot van een vrouw houdt het volledig belang in een NV te Curaçao. Deze NV heeft een dividend ontvangen ad £ 3.705.000 van een belang uit het Verenigd Koninkrijk.
In de aangifte IB/PVV 2006 heeft de vrouw de vraag of zij samen met de echtgenoot en/of met haar minderjarige kinderen in dat jaar een aanmerkelijk belang bezat, beantwoord met "nee".
De inspecteur heeft naar aanleiding van de aangifte jaarstukken en de jaarrekening van de NV opgevraagd bij de vrouw. Tevens heeft hij verzocht om de rubriek "inkomsten uit aanmerkelijk belang" alsnog in te vullen.
De vrouw heeft geantwoord dat de betreffende rubriek is ingevuld met "nee", en in haar visie wel is ingevuld. De gevraagde stukken heeft de vrouw niet verstrekt.
De inspecteur stelt vervolgens dat van het dividend in 2006 € 400.000 ten titel van dividend is uitgekeerd aan de echtgenoot. De helft hiervan heeft de inspecteur toegerekend aan de vrouw. Hij heeft de vrouw in dit verband een navorderingsaanslag IB/PVV 2006 opgelegd.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat voor omkering van bewijslast wegens het niet-voldoen aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 AWR geen plaats is.
Ook verder is geen reden voor omkering en verzwaring van de bewijslast, aldus het Hof.
De inspecteur heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de vrouw een verhoudingsgewijs en absoluut omvangrijk bedrag aan inkomen niet heeft aangegeven, aldus het Hof.
De Staatssecretaris laat het hier niet bij zitten en gaat in cassatie.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat de inspecteur een waarschuwingsplicht heeft voor (eventuele) gevolgen van het niet (volledig) voldoen aan een informatieverzoek.
De inhoudelijke reactie van de vrouw met de opmerking dat de rubriek "aanmerkelijk belang" wel was ingevuld, is volgens de Hoge Raad voorts incompleet en daarom onvoldoende om te voldoen aan de in artikel 47 AWR opgenomen verplichtingen.
De uitspraak van het Hof is in zoverre onjuist.
De zaak wordt verwezen naar Hof Amsterdam.
De Hoge Raad geeft nog aan dat de echtgenoot van de vrouw gehouden is aan de vrouw inzicht te geven in zijn positie ten opzichte van de in artikel 2.17 Wet IB 2001 bedoelde gezamenlijke inkomensbestanddelen.
De vrouw kan zich derhalve niet erop beroepen dat zij niet de beschikking heeft of niet kan beschikken over informatie omtrent de NV die haar echtgenoot wel ter beschikking staat, tenzij haar niet kan worden verweten dat zij daarover niet de beschikking heeft, dan wel dat haar niet kan worden verweten dat haar die informatie niet ter beschikking is gesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
27 juni 2014
Rolnummer
13/05243
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1526
bwbr0011353&artikel=2.17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina