In de Netflix-serie Orange Is the New Black komt een scene voor waarin een impopulaire gevangene eigener beweging bij anderen aan tafel wil schuiven. ‘Wat doen jullie?’, vraagt ze en een gevangene antwoordt gemelijk: ‘We play a new game, it’s called exclusion’. ‘O nice’, zegt de eerste, ‘mag ik meedoen?’
De OESO (OECD in het Engels) speelt een ander spel en dat heet ‘Inclusion’. Inclusiviteit ‘on equal footing’ heeft grote voordelen. Paul de Haan legt uit hoe het in elkaar zit.
In de Netflix-serie Orange Is the New Black,
De OESO (OECD in het Engels) speelt een ander spel en dat heet ‘Inclusion’. Inclusiviteit ‘on equal footing’ heeft grote voordelen.
- alle belanghebbenden kunnen hun ei kwijt; en
- zijn in gelijke mate verantwoordelijk voor het eindresultaat (het paasontbijt).
4
Het woord ‘inclusive’ wekt de indruk dat iedereen mee mag doen. Macchiavelli wist – zoals duizenden spindoctors en marketeers na hem – dat beeldvorming essentieel is, want ‘Iedereen ziet wat je schijnt, weinigen voelen wat je bent.’
Het algemene IFA-rapport van Christians en Shay over het BEPS-project biedt meer inzicht in schijn en wezen van inclusiviteit.
Belastingen zijn naar aard en omvang een politiek fenomeen. Het gaat om doeltreffendheid en rechtvaardigheid. Met vooral de politiek-filosofische aspecten van ‘fairness’ en legitimiteit hebben fiscalisten moeite.
De hoop bij sommigen om het ethisch schoongewassen zeug van de taxplanning weer snel in de modder van de werkelijkheid te laten rollen, is ijdel gebleken. De wet van de neoliberale jungle is niet meer allesoverheersend.
De IFA 2017 reporter van Uruguay merkte ten aanzien van het BEPS-project terecht op dat het project een verlies aan belastingsoevereiniteit inhoudt voor de nationale overheden en dat het de rol van de OECD (en de G20) als ‘the new centres of global fiscal power’ bewerkstelligt.
Hoe komt die power tot stand? Over de totstandkoming van de G20 staat een ontluisterende anekdote in het artikel van Kingma en Schaper
De OECD staat bekend als hoogwaardig tax instituut maar tevens als een niet-democratisch en overwegend technocratisch instituut (met een beslissende stem van de VS). Het Parijse servicebureau aan de Rue Andre Pascal heeft – zo benadrukte Christians bijna terloops in Leiden – op termijn een complete database met omzet-/winstgegevens van alle grote vennootschappen ter wereld. Een druk op de knop door Parijs en Pascal Saint Amans weet precies wie welke winst wanneer moet rapporteren in welk land. In het actuele Nederlandse politieke jargon plegen wij dan te roepen: ‘Moeten wij dat samen met zijn allen willen?’
In een recent artikel stellen Irene Burgers en Irma Mosquera terecht de vraag waarom ontwikkelingslanden mee zouden doen met het BEPS inclusief platform?
Het valt niet te ontkennen dat de OECD een beperkt aantal zeer machtige en rijke landen vertegenwoordigt die ruim meer dan de helft van alle grote ondernemingen huisvesten.
Tsilly Dagan zegt over de keuze van ontwikkelingslanden ten opzichte van het sluiten van belastingverdragen:
Het is geen echte vrije keuze, dus. Multilaterale samenwerking is in haar visie niet per se goed voor iedereen. Integendeel, vooral ontwikkelingslanden verliezen terrein. Dagan kiest voor meer belastingcompetitie, maar dan wel goed gereguleerde belastingcompetitie. Oneerlijke concurrentie – denk aan geheime, valse rulings en afspraken – zouden door bijvoorbeeld een onafhankelijke antitrust agency moeten worden tegengegaan. Een gereguleerde en genuanceerde toepassing van de wet van de jungle? Het is in ieder geval een boeiende bijdrage aan het debat over ’fairness’. Vanuit oogpunt van rechtvaardigheid niet minder competitie maar juist meer belastingcompetitie!
DE OECD legt uit dat het met betrekking tot ontwikkelingslanden drie steunberen (‘pillars’) heeft:
- deelname in het OECD fiscal committee (CFA);
- OECD partnership met ‘regional tax organizations and participation in regional conferences’; en
- ‘capacity building support’.
Afgezien van CFA-deelname, ben ik niet erg onder de indruk van deze drie pilaren. Conferenties, overleg, representatieve organisaties, toolkits en platforms zijn over het algemeen verspilling van tijd en geld. Capacity building is sinds Addis Abeba een hoera-woord geworden. Maar wat gebeurt er nu echt op dit terrein? Of is het zoals Marilyn Monroe kirde: it’s all make-believe, isn’t it?
Christians en Van Apeldoorn besluiten dat ‘the decision to move forward with the Inclusive Framework is fundamentally an act of trust in the OECD as an institution.’