Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In de Netflix-serie Orange Is the New Black komt een scene voor waarin een impopulaire gevangene eigener beweging bij anderen aan tafel wil schuiven. ‘Wat doen jullie?’, vraagt ze en een gevangene antwoordt gemelijk: ‘We play a new game, it’s called exclusion’. ‘O nice’, zegt de eerste, ‘mag ik meedoen?’


De OESO (OECD in het Engels) speelt een ander spel en dat heet ‘Inclusion’. Inclusiviteit ‘on equal footing’ heeft grote voordelen. Paul de Haan legt uit hoe het in elkaar zit.

Opinie

‘Spring would seem like a better time to celebrate a birth. But it’s even better for resurrection. Everything coming back to life. And Jesus did die sometime around the Passover.’

In de Netflix-serie Orange Is the New Black, komt een scene voor waarin een impopulaire gevangene eigener beweging bij anderen aan tafel wil schuiven. ‘Wat doen jullie ?’ vraagt ze en een gevangene antwoordt gemelijk: ‘We play a new game, it’ s called exclusion’. ‘O nice’, zegt de eerste, ‘mag ik meedoen?’

De OESO (OECD in het Engels) speelt een ander spel en dat heet ‘Inclusion’. Inclusiviteit ‘on equal footing’ heeft grote voordelen. In eigen paastermen:

  1. alle belanghebbenden kunnen hun ei kwijt; en
  2. zijn in gelijke mate verantwoordelijk voor het eindresultaat (het paasontbijt).

Het woord ‘inclusive’ wekt de indruk dat iedereen mee mag doen. Macchiavelli wist – zoals duizenden spindoctors en marketeers na hem – dat beeldvorming essentieel is, want ‘Iedereen ziet wat je schijnt, weinigen voelen wat je bent.’

Het algemene IFA-rapport van Christians en Shay over het BEPS-project biedt meer inzicht in schijn en wezen van inclusiviteit. Alisson Christians heb ik een paar keer live zien optreden (op de universiteiten van Tilburg en Leiden). Met de bekende Angelsaksische welbespraaktheid, zwiert Christians door de onderwerpen en schuwt de beleidsmatige en politieke randen niet. In Tilburg leidde dat tot chagrijn bij een Nederlandse toehoorder die klaagde dat zij ‘politiek’ bezig was. Ik vond dat een rare klacht. Alsof je een slager verwijt met vlees te werken en niet met brood? Of iemand als Jacques Overgaauw verwijt ‘veertig strengen rib’ te kunnen uitbenen in een uur.

Belastingen zijn naar aard en omvang een politiek fenomeen. Het gaat om doeltreffendheid en rechtvaardigheid. Met vooral de politiek-filosofische aspecten van ‘fairness’ en legitimiteit hebben fiscalisten moeite. Bij taxplanning ging het heel lang voornamelijk om de technische ruimte die wet en verdragen bieden. De uitgangspunten waren dan ook duidelijk: maximale aandeelhouderswaarde en optimale liberalisering. De crisis van 2008 heeft daar korte metten mee gemaakt. Fiscaal is het sinds 2013 – zoals de dichter schrijft – ‘voorbij, voorbij en o voorgoed voorbij’. Het BEPS-initiatief van de G20/OECD markeert een fiscale omslag.

De hoop bij sommigen om het ethisch schoongewassen zeug van de taxplanning weer snel in de modder van de werkelijkheid te laten rollen, is ijdel gebleken. De wet van de neoliberale jungle is niet meer allesoverheersend. Het ethisch-maatschappelijk reveil is in opmars. Wat niet wil zeggen, dat kracht geen rol meer speelt in het internationale theater. Naast spierballen, spelen echter gezag en vertrouwen een steeds belangrijker rol. Het aanhouden van één of meer kernbommen helpt nog steeds enorm, maar met de globalisering en daarmee samenhangend overleg en regels is er meer nodig dan brute macht. Bijvoorbeeld hoe gaat een machtige overheid of bedrijf om met framing-campagnes van NGO’s zoals Wakker Dier met de plofkip of Oxfam met ‘plof’planning in belastingen?

De IFA 2017 reporter van Uruguay merkte ten aanzien van het BEPS-project terecht op dat het project een verlies aan belastingsoevereiniteit inhoudt voor de nationale overheden en dat het de rol van de OECD (en de G20) als ‘the new centres of global fiscal power’ bewerkstelligt.

Hoe komt die power tot stand? Over de totstandkoming van de G20 staat een ontluisterende anekdote in het artikel van Kingma en Schaper over hoe de G20-lijst er kwam:

‘(...) Timothy Geithner of the US Treasury and his German counterpart Caio Koch-Weser selected the G20 members in 1999 in a transatlantic telephone: Geithner and Koch-Weser went down the list of countries saying, Canada in, Spain out, South-Africa in, Nigeria and Egypt out, and so on; (…)’.

De OECD staat bekend als hoogwaardig tax instituut maar tevens als een niet-democratisch en overwegend technocratisch instituut (met een beslissende stem van de VS). Het Parijse servicebureau aan de Rue Andre Pascal heeft – zo benadrukte Christians bijna terloops in Leiden – op termijn een complete database met omzet-/winstgegevens van alle grote vennootschappen ter wereld. Een druk op de knop door Parijs en Pascal Saint Amans weet precies wie welke winst wanneer moet rapporteren in welk land. In het actuele Nederlandse politieke jargon plegen wij dan te roepen: ‘Moeten wij dat samen met zijn allen willen?’

In een recent artikel stellen Irene Burgers en Irma Mosquera terecht de vraag waarom ontwikkelingslanden mee zouden doen met het BEPS inclusief platform? Onder aanvoering van Carlos Gutiérrez heeft het IBFD (op 18 maart 2018) een aanzet gegeven voor beantwoording van deze vraag. De voordelen zijn: meedoen met de grote, rijke jongens en meisjes, invoering van minimumstandaarden onder de MLI, kennis en ervaring opdoen met de OECD-manier van werken en toegang tot knowhow. Met als nadelen: verplicht meedoen met de minimumstandaarden in de MLI en de daarmee gepaard gaande peer reviews, betaling van een fee (van, ik meen, minimaal € 20.000 per jaar) en een flink beslag op de resources van het ontwikkelingsland.

Het valt niet te ontkennen dat de OECD een beperkt aantal zeer machtige en rijke landen vertegenwoordigt die ruim meer dan de helft van alle grote ondernemingen huisvesten. Verder is het businessmodel van de OECD enorm krachtig en daar zeg je als ontwikkelingsland niet zomaar nee tegen. Eduardo Baistrocci heeft een treffende vergelijking gemaakt tussen hoe fiscaal de OECD werkt en Google. Hij schrijft dat ‘the International Tax Rules can indeed be seen as a standard technology like Google.’ Dus: daar kun een staat zich niet eenvoudig aan onttrekken.

Tsilly Dagan zegt over de keuze van ontwikkelingslanden ten opzichte van het sluiten van belastingverdragen:

‘Hence, their choice is in fact between joining the “treaty club” and staying out of it given that their competitors, other developing states, are likely to join. In the latter scenario, they are likely to lose to those other states in the competition for foreign investments.’

Het is geen echte vrije keuze, dus. Multilaterale samenwerking is in haar visie niet per se goed voor iedereen. Integendeel, vooral ontwikkelingslanden verliezen terrein. Dagan kiest voor meer belastingcompetitie, maar dan wel goed gereguleerde belastingcompetitie. Oneerlijke concurrentie – denk aan geheime, valse rulings en afspraken – zouden door bijvoorbeeld een onafhankelijke antitrust agency moeten worden tegengegaan. Een gereguleerde en genuanceerde toepassing van de wet van de jungle? Het is in ieder geval een boeiende bijdrage aan het debat over ’fairness’. Vanuit oogpunt van rechtvaardigheid niet minder competitie maar juist meer belastingcompetitie!

DE OECD legt uit dat het met betrekking tot ontwikkelingslanden drie steunberen (‘pillars’) heeft:

  1. deelname in het OECD fiscal committee (CFA);
  2. OECD partnership met ‘regional tax organizations and participation in regional conferences’; en
  3. ‘capacity building support’.

Afgezien van CFA-deelname, ben ik niet erg onder de indruk van deze drie pilaren. Conferenties, overleg, representatieve organisaties, toolkits en platforms zijn over het algemeen verspilling van tijd en geld. Capacity building is sinds Addis Abeba een hoera-woord geworden. Maar wat gebeurt er nu echt op dit terrein? Of is het zoals Marilyn Monroe kirde: it’s all make-believe, isn’t it? Dat lijkt me een goed onderwerp voor een aparte opinie.

Christians en Van Apeldoorn besluiten dat ‘the decision to move forward with the Inclusive Framework is fundamentally an act of trust in the OECD as an institution.’ Vertelt u het maar: vertrouwt u de OECD of niet?

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Auteur(s)
mr. P.M. de Haan
De Haan advies
NLF-nummer
NLF Opinie 2018/20
Judoreg
NFB2174
Publicatiedatum
11 april 2018

Naar de bovenkant van de pagina