Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(16)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een kunstenares heeft ter zake van de verkoop van kunstwerken in haar aangifte 2007 een opbrengst aangegeven van € 392. In diezelfde aangifte heeft ze aangegeven dat ze betrokken is bij een buitenlands doelvermogen.
Op vragen van de inspecteur over deze betrokkenheid heeft ze aangegeven dat ze slechts als begunstigde betrokken is bij de door haar vader ingestelde stichting “Stiftung [A]” en daaruit schenkingen ontvangt. De Stiftung is opgericht naar het recht van Liechtenstein. Sinds 2007 heeft zij jaarlijks € 25.000 a € 30.000 van de Stiftung ontvangen.
De inspecteur heeft bij de aanslagregeling over 2007 een belaste periodieke uitkering van € 30.000 als bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onderdeel d Wet IB 2001 in aanmerking genomen.
Rechtbank Den Haag en in hoger beroep Hof Den Haag achten dit terecht.
De kunstenares heeft de uitkering ontvangen van een rechtspersoon en ze kan de uitkeringen niet in rechte vorderen van de Stiftung.
Anders dan de kunstenares betoogt, is geen sprake van een transparant lichaam. De stichter van de Stiftung (de vader van de kunstenares) kon niet over het vermogen van de Stiftung beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Hij nam het initiatief tot het doen van periodieke uitkeringen aan zijn kinderen maar voor de uitvoering daarvan was steeds de goedkeuring van het bestuur van de Stiftung benodigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
1 juli 2014
Rolnummer
12/00875
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:2188
bwbid=bwbr0&artikel=3.101

Naar de bovenkant van de pagina