Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure is in hoger beroep de hoogte van de door de Inspecteur te betalen immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn in geschil.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft deze vastgesteld op € 7.500.

Het geschil spitst zich toe op de vraag of de in aanmerking te nemen termijn voor de behandeling van het bezwaar eindigt bij de uitspraken op bezwaar van 31 januari 2013 (standpunt Inspecteur). Daarvoor pleit dat op dat moment het inhoudelijke geschil is beëindigd.

Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep komt Hof Den Bosch echter tot het oordeel dat de bezwaarfase eindigt als over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten, waaronder begrepen proceskosten, is beslist. Gelet hierop heeft de Rechtbank de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep ten onrechte verlengd met de periode 31 januari 2013 tot 30 januari 2017. De overschrijding van de redelijke termijn die toerekenbaar is aan de bezwaarfase is door de Rechtbank te laag vastgesteld. Die overschrijding bedraagt, naar boven afgerond, elf jaar en zes maanden. De Inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 11.500.

Het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding wijst het Hof af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2001-2004
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
19 maart 2020
Rolnummer
19/00347 t/m 19/00351
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1028
NLF-nummer
NLF 2020/0904
Aflevering
16 april 2020

Naar de bovenkant van de pagina