X (belanghebbende) bezit sinds 24 juli 2021 een Mercedes-Benz Viano geregistreerd als bestelauto en heeft hiervoor motorrijtuigenbelasting betaald tegen het lagere bestelautotarief. Tijdens een controle op 22 juli 2022 bleek echter dat de auto niet voldeed aan de fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto: er was geen vaste wand tussen de laadruimte en de bestuurderszitplaats, en er waren zitplaatsen en een zijruit in de laadruimte. Hierdoor werd de auto door de Inspecteur als personenauto aangemerkt en heeft hij aan X een naheffingsaanslag MRB opgelegd over het tijdvak 24 september 2021 tot en met 23 september 2022 van € 2.358. Bij gelijktijdige beschikking heeft hij eveneens een verzuimboete opgelegd van € 2.358.
X stelt bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de overtreding onbewust en van korte duur was, veroorzaakt door het installeren van luxe stoelen en de tijdelijke verwijdering van de tussenwand, die op 26 juli 2022 is gerepareerd. Hij voert tevens aan dat de auto per 24 december 2022 weer voldeed aan de eisen voor een bestelauto en verzoekt om coulance vanwege de vermeende wanverhouding tussen de overtreding en de opgelegde boete. Tevens wijst hij op de goedkeuring tijdens de APK-controle.
De Rechtbank oordeelt echter dat het de verantwoordelijkheid van X is om zich bewust te zijn van de inrichtingseisen voor een bestelauto. Het verzoek om coulance wordt verworpen omdat niet is aangetoond dat de auto tijdens de naheffingsperiode voldeed aan de vereisten. Dat de auto later weer voldeed aan de eisen, verandert niets aan de beslissing voor de naheffingsperiode.
De naheffingsaanslag en de door de Inspecteur opgelegde (met 50% verminderde) boetebeschikking worden gehandhaafd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats 1, belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 17 februari 2023.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 24 september 2021 tot en met 23 september 2022 van € 2.358 (de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.358 (de boetebeschikking).
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de inspecteur mr. [inspecteur] en [naam] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
2.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de naheffingsaanslag niet tot een te hoog bedrag opgelegd. Wel zal de rechtbank de verzuimboete tot het door de inspecteur bepleitte bedrag verminderen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. Belanghebbende is vanaf 24 juli 2021 houder van het motorrijtuig met van het merk en type Mercedes-Benz Viano met [kenteken] (de auto). In 2021 is de auto in het kentekenregister in Nederland geregistreerd als bestelauto. Belanghebbende heeft motorrijtuigenbelasting betaald naar het bestelautotarief.
3.1. Tijdens een controle op 22 juli 2022 aan de [adres] in [plaats 2] is geconstateerd dat de laadruimte van de auto niet van de bestuurderszitplaats is afgescheiden door een vaste wand. Tevens is geconstateerd dat er zitplaatsen en een linker zijruit aanwezig zijn in de laadruimte. De auto voldeed daarmee volgens de inspecteur niet aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto. De inspecteur heeft de auto daarom fiscaal aangemerkt als een personenauto en het daarvoor geldende tarief voor de motorrijtuigenbelasting toegepast.
3.2. Als gevolg daarvan is aan belanghebbende met dagtekening 14 september 2022 een vooraankondiging van de naheffingsaanslag en boetebeschikking verstuurd.
3.3. Met dagtekening 2 november 2022 is de naheffingsaanslag opgelegd. Daarbij is het verschil tussen het bestelautotarief en het personenautotarief nageheven. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag is de boete opgelegd.
3.4. De inspecteur heeft de verzuimboete bij brief van 8 augustus 2024 verminderd, omdat per 1 juli 2023 het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht (BBBB) is gewijzigd waardoor de verzuimboete in beginsel niet langer op 100% maar op 50% wordt vastgesteld. Ter zitting is toegelicht dat de verzuimboete ambtshalve is verminderd met 50% en nog € 1.179 bedraagt.
Overwegingen
Vooraf
4. Ter zitting heeft belanghebbende aangevoerd dat het beroep ook ziet op de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De rechtbank heeft enkel een beroepschrift ontvangen dat ziet op de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag Mrb. Om die reden behandelt de rechtbank enkel dat beroep.
De naheffingsaanslag
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op het moment van de controle niet (meer) voldeed aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto.
4.2. De motorrijtuigenbelasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. De belasting dient op aangifte te worden voldaan, waarbij heeft te gelden dat bij een verandering aan het motorrijtuig waardoor de belasting lager of hoger wordt, een aanvullende aangifte wordt gedaan.
4.3. Bij de constatering dat geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met de verandering aan het motorrijtuig, wordt de motorrijtuigenbelasting berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin de constatering heeft plaatsgevonden. Indien blijkt dat de verandering aan het motorrijtuig niet was aangebracht over een gedeelte van vier tijdvakken dan wordt over dat gedeelte de belasting niet nageheven.
4.4. Belanghebbende voert aan dat hij onbewust, en bovendien van korte duur, in overtreding is geweest. Hij heeft op 20 juli 2022 twee luxe stoelen aangeschaft voor de auto. Bij de poging om de achterbank van de auto te ontkoppelen, zijn de tussenwand en de daaraan vastzittende blindering van de linker zijruit beschadigd geraakt. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat hij deze beschadigingen op 26 juli 2022 heeft laten repareren. Ook stelt belanghebbende dat hij per 24 december 2022 weer het bestelautotarief is verschuldigd. Naar zijn mening is er een wanverhouding tussen de overtreding en de opgelegde boete en om die reden verzoekt hij om coulance. Verder heeft hij ter zitting aangevoerd dat de auto goedgekeurd is tijdens de APK-controle, daarbij worden volgens hem ook de inrichtingseisen zijn gecontroleerd.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat het de verantwoordelijkheid is van belanghebbende, als degene die gebruik wilde maken van een gunstiger tarief, om zich op de hoogte te stellen van de inrichtingseisen die aan een bestelauto worden gesteld. Het verzoek om coulance verwerpt de rechtbank. Niet gesteld of gebleken is dat de auto in het tijdvak waarover de naheffingsaanslag is opgelegd op enig moment wel voldeed aan de gestelde inrichtingsvereisten. Belanghebbende heeft het onder 4.3 bedoelde tegenbewijs niet geleverd. Dat belanghebbende per 24 december 2022 weer het bestelautotarief is verschuldigd, doet daar niet aan af.
4.6. De rechtbank is daarbij van oordeel dat geen vertrouwen kan worden ontleend aan APK-controles, aangezien dergelijke controles geen betrekking hebben op de inrichtingseisen voor de motorrijtuigenbelasting. Dat de eisen van de APK-controle en de inrichtingseisen voor de Mrb mogelijk enige overlap hebben, maakt dit niet anders. De naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.
Verzuimboete
4.7. Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete van minimaal € 50 en ten hoogste € 5.514 opleggen.
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. De aan- of afwezigheid van schuld is niet van belang voor het opleggen van een verzuimboete. Alleen in het geval van afwezigheid van alle schuld (avas) wordt geen boete opgelegd. Avas doet zich voor als belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Hij dient feiten en omstandigheden te stellen en te onderbouwen waaruit kan volgen dat het gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting hem niet, dan wel in verminderde mate, kan worden verweten.
4.9. Belanghebbende heeft (onder meer) gesteld dat de auto maar voor korte duur niet voldeed aan de fiscale inrichtingseisen. De rechtbank begrijpt dat belanghebbende hiermee bedoelt te stellen dat sprake is van avas. Zoals hiervoor overwogen onder 4.6 en 4.7 is de rechtbank van oordeel dat van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de voorwaarden die verbonden zijn aan een voor hem gunstige regeling. Van avas is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.10. De rechtbank toetst vervolgens of de boete passend en geboden is gelet op de omstandigheden van het geval. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. De inspecteur heeft de verzuimboete met 50% verminderd naar € 1.179. De rechtbank ziet geen reden om de verzuimboete verder te matigen.
4.11. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond, omdat het heeft geleid tot een vermindering van de boete.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is gegrond. De inspecteur wordt opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart:
het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
vermindert de boete tot € 1.179;
bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier, op 14 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.