Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(49)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 1985 heeft een man (de settlor) naar het recht van het eiland Jersey een trust ingesteld en vermogen onder trustverband geplaatst. Hij heeft tot zijn terugkeer naar Nederland in 1998 hoofdzakelijk in het buitenland gewerkt en gewoond. De beheerder van de trust (trustee) was een Ltd. De man had in de trustakte twee Franse liefdadigheidsinstellingen en een natuurlijk persoon aangewezen als zekere begunstigden (beneficiaries). Daarnaast kon de trustee zelf beneficiaries aanwijzen. In een letter of wishes heeft hij voorts de wens geuit dat na zijn overlijden belangen van de trust worden verkocht en dat de opbrengst hiervan wordt belegd. Een zekere persoon D zou de inboedel van zijn woningen verkrijgen en daarnaast 25% van het jaarlijkse inkomen van de trust. De volledige naam D heeft de man niet bekend gemaakt aan de belastingdienst.
In deze procedure is in geschil of de inspecteur het vermogen van de trust terecht tot de rendementsgrondslag van box 3 heeft gerekend. Volgens de inspecteur kan de man zodanige rechten ontlenen aan het trustvermogen dat sprake is van een bezitting als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid onder letter f Wet IB 2001.
De weigering van de man om de naam D bekend te maken is volgens het Hof geen reden voor omkering van de bewijslast. De bekendheid van de naam kan immers niet bijdragen aan feiten en omstandigheden die de beschikkingsmacht van de man bij het trustvermogen ondersteunen. Ook in de stelling van de inspecteur dat de man niet alle gevraagde informatie heeft verstrekt, ziet het Hof geen aanleiding voor omkering van de bewijslast. Het is daarom aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de man over het vermogen van de trust kon beschikken en dat dit daarom als een bezitting van de man kan worden beschouwd. De inspecteur slaagt hierin niet, aldus het Hof.
Na het instellen van de onherroepelijke trust kon de man niet meer beschikken over het ingebrachte vermogen als ware het zijn eigen vermogen. De letter of wishes bevatte slechts instructies en gaf de man geen beschikkingsmacht. De inspecteur is er verder ten onrechte aan voorbijgegaan dat de letter of whishes informatie bevat voor de tijd nadat de man is overleden. Hij hoefde het trustvermogen niet tot box 3 te rekenen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2002-2005
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
7 november 2012
Rolnummer
11/00165t/m11/00168
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5802
bwbid=bwbr0&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina