Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is een particulier fonds, opgericht door A (thans overleden), naar het recht van Curaçao op 10 oktober 2006. De bestuurder is in 2017 en 2018 haar (enig) discretionair bestuurder.

Op 12 november 2014 heeft X in Nederland gelegen vastgoed verworven. Zij heeft het vastgoed gefinancierd met een lening van stichting B.

De Inspecteur heeft aan X voor de jaren 2017 en 2018 aanslagen vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van resp. € 67.954 en € 63.446.

X stelt dat zij niet belastingplichtig is voor de vpb, maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft haar geen gelijk.

X heeft niet aannemelijk gemaakt dat A over het vermogen van X kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. X was niet fiscaal transparant. Voorts is X niet vergelijkbaar met een stichting omdat zij anders dan een Nederlandse stichting uitkeringen mag doen. Artikel 3, lid 2, Wet VpB 1969 is niet op haar van toepassing. Voor dat geval is niet in geschil dat X terecht is aangemerkt als buitenlands belastingplichtige voor de vpb.

De Rechtbank oordeelt verder dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan zodat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. De aanslagen blijven in stand.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2017, 2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
14 maart 2024
Rolnummer
21/5942; 21/5943
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1749
NLF-nummer
NLF 2024/0753
Aflevering
26 maart 2024
bwbr0002672&artikel=3&lid=2,bwbr0002672&artikel=3&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina