Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op grond van artikel 3, lid 1, Verordening 2018/1672 (hierna ook; verordening liquidemiddelencontrole) moet een persoon die liquide middelen met een waarde van € 10.000 of meer vervoert, die liquide middelen aangeven bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat via welke hij de Europese Unie binnenkomt of verlaat. De verordening liquidemiddelencontrole zegt echter niets over de methode om de waarde van de valuta van een derde land vast te stellen teneinde te bepalen of de limiet van € 10.000 in acht is genomen.

De Riigikohus (hoogste rechterlijke instantie, Estland) heeft in dit kader een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ. Het gaat in casu over een administratieve overtreding van UT, die aangifteplichtige goederen (500.000 Oekraïense hryvnia) bij zich droeg en via de 'Vriendschapsbrug' over de grens van Rusland naar Estland heeft gebracht.

A-G Ćapeta geeft het HvJ in overweging om de vraag als volgt te beantwoorden.

Artikel 3, lid 1, Verordening 2018/1672 voorziet niet in een bepaalde methode voor het bepalen van de waarde van een valuta in euro waarvan de wisselkoers niet door de Europese Centrale Bank wordt gepubliceerd. Het is aan de lidstaten om de methode voor een dergelijke valuta-omrekening vast te stellen.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2023
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
28 november 2024
Rolnummer
C‑745/23
ECLI
ECLI:EU:C:2024:993

Naar de bovenkant van de pagina