Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De WOZ-waarde van een bedrijfsruimte is voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld op € 914.000.

X (bv; belanghebbende) bepleit in hoger beroep primair een waarde van € 790.000 en subsidiair een waarde van € 815.000.

X heeft in het bezwaarschrift verzocht om ter berekening van de kapitalisatiefactor ongeanonimiseerde gegevens met betrekking tot de vergelijkingsobjecten te verstrekken. De Heffingsambtenaar heeft dit geweigerd.

Niet in geschil is dat de gevraagde stukken tot de zaakstukken behoren. Volgens Hof Den Haag had de Heffingsambtenaar deze stukken ingevolge artikel 7:4, lid 2, Awb ter inzage moeten leggen, en indien X bij de inzage om afschriften daarvan had verzocht, haar die moeten verstrekken. Voor zover de Heffingsambtenaar stelt dat het belang van derden een gewichtige reden vormt op basis waarvan geheimhouding is geboden, had hij een beroep moeten doen op artikel 7:4, lid 6, Awb. Het Hof komt tot de conclusie dat de Heffingsambtenaar het verzoek om ongeanonimiseerde gegevens van de vergelijkingsobjecten te verstrekken, niet had mogen weigeren. Het Hof ziet in de weigering geen aanleiding om de uitspraak op bezwaar te vernietigen, omdat de beschikte waarde niet te hoog is vastgesteld. Wel ziet het Hof hierin aanleiding de proceskosten van de beroeps- en hogerberoepsfase en griffierechten aan X te laten vergoeden.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
9 januari 2019
Rolnummer
18/00386
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:17
NLF-nummer
NLF 2019/0230
Aflevering
24 januari 2019
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina