Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft een afvalverwerkend bedrijf. Zij is houder van een inrichting als bedoeld in de Wbm. Op die grond is X belastingplichtig voor de afvalstoffenbelasting die wordt verschuldigd ter zake van de aan de inrichting met het oog op verwijdering afgegeven afvalstoffen. In haar tot 1 januari 2012 ingediende aangiften paste X de belastingvermindering toe die was voorzien in artikel 27, lid 1, Wbm.

Met de invoering van het Belastingplan 2012 is de afvalstoffenbelasting afgeschaft met ingang van 1 januari 2012. In artikel XXXVIc, lid 2, Belastingplan 2012 is voorzien in een overgangsregeling in verband met het vervallen van de regeling voor de belastingvermindering (de overgangsregeling). X heeft met een beroep op de overgangsregeling de Inspecteur verzocht haar een belastingvermindering te verlenen met betrekking tot de afvalstoffen. De Inspecteur heeft het verzoek echter afgewezen.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de afvalstoffen niet onder de overgangsregeling vallen. Daartoe heeft het Hof tot uitgangspunt genomen dat de overgangsregeling alleen ziet op binnen een inrichting voorradig afval waaronder moet worden verstaan enkel afvalstoffen die niet gestort zijn en die dat ook nooit zijn geweest. Het Hof heeft uit de wetsgeschiedenis afgeleid dat daarvan alleen sprake kan zijn wanneer al bij binnenkomst van afvalstoffen in een inrichting een concreet voornemen tot afvoeren van het desbetreffende afval uit die inrichting bestond. Naar het oordeel van het Hof kunnen de onderhavige afvalstoffen niet worden aangemerkt als binnen de inrichting voorradig afval in de hiervoor bedoelde zin. Het Hof heeft tevens verworpen het standpunt van X dat het niet verlenen van teruggaaf van afvalstoffenbelasting voor de afvalstoffen in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Ook kan niet worden gezegd dat de wetgever door de afschaffing van deze regeling op dit eigendomsrecht een ongeoorloofde inbreuk in de zin van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM heeft gemaakt, aldus de Hoge Raad.

Dit arrest houdt verband met de afschaffing van de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2012. Deze belasting, die per 1 april 2014 weer werd ingevoerd, belast de afgifte ter verwijdering van afvalstoffen aan een stortinrichting en, sinds 1 januari 2015, ook aan een verbrandingsinrichting. Daarbij is de houder van de inrichting belastingplichtig. De in-/uitmethode (artikel 27 Wbm) maakt het mogelijk om op de verschuldigde belasting een vermindering toe te passen ter zake van afvalstoffen die de inrichting verlaten na eerder aan die inrichting ter verwijdering te zijn afgegeven.

Overgangsregeling afschaffing per 2012

Metadata

Rubriek(en)
Milieu- en energieheffingen
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
23 februari 2018
Rolnummer
16/02216
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:266
Auteur(s)
mr. J.W.C. Nuis
EY
NLF-nummer
NLF 2018/0506
Aflevering
8 maart 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1341
bwbr0007168&artikel=27,bwbr0007168&artikel=27,bwbr-eerste&artikel=1,bwbr-eerste&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina