Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Na artikel 13aa wordt een artikel ingevoegd, luidende:


Artikel 13ab


1. Bij het bepalen van de winst worden in aanmerking genomen de voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam naar tijdsgelang en naar rato van het belang dat de belastingplichtige in dat gecontroleerde lichaam heeft. De voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam zijn de in een jaar door dat lichaam genoten besmette voordelen, zijnde:


a. rente of andere voordelen uit financiële activa;


b. royalty’s of andere voordelen uit immateriële activa;


c. dividenden en voordelen uit de vervreemding van aandelen;


d. voordelen uit financiëleleasingactiviteiten;


e. voordelen uit verzekeringsactiviteiten, bankactiviteiten of andere financiële activiteiten; of


f. voordelen uit weinig of geen economische waarde toevoegende factureringsactiviteiten bestaande uit verkoopvoordelen of dienstenvoordelen behaald met goederen of diensten, gekocht van of verkocht aan de belastingplichtige of een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon;


verminderd met de met die voordelen verband houdende kosten.


2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover het saldo van de in een jaar door een gecontroleerd lichaam genoten besmette voordelen positief is en voor zover dat saldo voor het einde van dat jaar niet is uitgekeerd door dat lichaam.


3. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een gecontroleerd lichaam verstaan: een lichaam waarin de belastingplichtige al dan niet tezamen met een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon een belang heeft:


a. van meer dan 50% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal;


b. dat meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt; of


c. dat recht geeft op meer dan 50% van de winst;


mits dat lichaam in een bij ministeriële regeling aangewezen staat is gevestigd volgens de fiscale of andere regelgeving van die staat, waarbij die aangewezen staat:


d. op 1 oktober van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in het eerste lid, aanvangt lichamen niet of naar een tarief van minder dan 7% onderwerpt aan een belasting naar de winst; of


e. is opgenomen in een in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in het eerste lid, aanvangt geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden;


tenzij dat lichaam volgens de fiscale regelgeving van een andere staat dan een aangewezen staat aldaar als inwoner is onderworpen aan een belasting naar de winst.


4. In afwijking van het derde lid is geen sprake van een gecontroleerd lichaam:


a. indien de door het gecontroleerde lichaam genoten voordelen doorgaans hoofdzakelijk bestaan uit andere voordelen dan besmette voordelen; of


b. indien het gecontroleerde lichaam een financiële onderneming is als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van Richtlijn 2016/1164/EU van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) en de door dat lichaam genoten besmette voordelen doorgaans hoofdzakelijk afkomstig zijn van anderen dan de belastingplichtige of een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon.


5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gecontroleerde lichaam een wezenlijke economische activiteit uitoefent.


6. Indien bij de belastingplichtige voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam in aanmerking worden genomen wordt ter verrekening van de op die voordelen drukkende winstbelasting de verschuldigde vennootschapsbelasting verminderd volgens artikel 23e.


7. Voor zover het saldo van de door een gecontroleerd lichaam in een jaar genoten besmette voordelen negatief is en op grond van het tweede lid niet in aanmerking wordt genomen, wordt het positieve saldo van de besmette voordelen van dat lichaam van de zes volgende jaren vermeerderd met dat negatieve saldo, doch niet verder dan tot nihil. Het vermeerderen met negatieve saldi vindt plaats in de volgorde waarin deze zijn ontstaan en de positieve saldi zijn ontstaan.


8. Voor de toepassing van dit artikel wordt als een aan de belastingplichtige gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon aangemerkt:


a. een lichaam waarin de belastingplichtige een belang heeft;


b. een lichaam dat of een natuurlijk persoon die een belang heeft in de belastingplichtige.


9. Indien een natuurlijk persoon of een lichaam een belang heeft in de belastingplichtige en in een of meer andere lichamen wordt voor de toepassing van dit artikel ieder van die lichamen aangemerkt als een aan de belastingplichtige gelieerd lichaam.


10. Onder een belang als bedoeld in het achtste en negende lid wordt verstaan een belang dat:


a. ten minste 25% bedraagt van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van het lichaam;


b. ten minste 25% vertegenwoordigt van de statutaire stemrechten in het lichaam; of


c. recht geeft op ten minste 25% van de winst van het lichaam.


11. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de bepaling van hetgeen onder een wezenlijke economische activiteit als bedoeld in het vijfde lid wordt verstaan.

Modelkeuze Nederland

Op grond van de ATAD moet in grote lijnen een keuze worden gemaakt tussen twee CFC-modellen:

  1. Model A, op basis waarvan een aantal ‘besmette voordelen’ (dividend, royalty’s, rente enz.), die de CFC geniet, in de grondslag van de moeder wordt betrokken indien deze inkomsten niet (tijdig) door de CFC zijn uitgekeerd en
  2. Model B, op grond waarvan inkomsten van een CFC tot de winst van de moeder worden gerekend indien die voortkomen uit kunstmatige constructies opgezet met als wezenlijk doel het verkrijgen van een belastingvoordeel. Een constructie is – kort gezegd – kunstmatig als de winst van de CFC niet te relateren is aan de functies van de CFC maar aan de functies van de moeder (‘at arm’s length’-benadering).

Naar de mening van het kabinet past Nederland model B in feite al toe omdat Nederland het at arm’s length-beginsel in artikel 8b Wet VpB 1969 heeft verankerd. Derhalve hoeft Nederland naar de mening van het kabinet niets aanvullends te regelen om aan de richtlijnverplichting te voldoen. Een eerste vraag die opkomt, is of het huidige at arm’s length-beginsel inderdaad voldoende vergelijkbaar is met model B uit de ATAD1. Zo bevat model B in aanvulling op de kunstmatigheidstoets óók een subjectieve toets (het wezenlijke doel moet immers het verkrijgen van een belastingvoordeel zijn) die niet is geïncorporeerd in artikel 8b Wet VpB 1969. Nederland mag echter striktere maatregelen invoeren dan in de ATAD staan (artikel 3).

Metadata

Rubriek(en)
Kies een rubriek
Instantie
MvF
Datum instantie
17 september 2018
Rolnummer
35 030, 2 en 3
NLF-nummer
NLFs 2018/0350
Aflevering
6 oktober 2018
Judoreg
NFB1869
Auteur(s)
mr. I.M. de Groot
Meijburg & Co
entrynotfoundinindex

Naar de bovenkant van de pagina