Direct naar content gaan

Samenvatting

Een BV heeft haar vastgoed in 1998 en 1999 verkocht en is sindsdien niet meer actief in Nederland. Ter zake van de verkoopwinst van het vastgoed heeft zij een vervangingsreserve gevormd. In de aangifte Vpb 2001 die is ingediend nadat de primitieve aanslag is opgelegd staat de vervangingsreserve als agio aangeduid. Dat leidt tot een navorderingsaanslag Vpb 2001 wegens vrijval van de reserve.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt om na te vorderen. Het heeft in het midden gelaten of de werkelijke leiding van de BV sinds 1995 in Luxemburg is gelegen.
Ervan uitgaande dat de werkelijke leiding van de BV sinds 1995 in Luxemburg is gelegen, had de gevormde vervangingsreserve volgens het Hof uiterlijk in 1999 tot de winst moeten worden gerekend omdat de BV in dat jaar is opgehouden in Nederland belastbare winst te genieten. Met toepassing van de foutenleer kan de inspecteur de vrijval echter nog in 2001 belasten. Toepassing van het Verdrag Nederland-Luxemburg staat daaraan niet in de weg, aldus het Hof.
De BV heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad stelt voorop dat de BV in elk geval tot en met het jaar 2000 het voornemen had de in 1998 en 1999 verkochte onroerende zaken te vervangen. De BV was gerechtigd om de boekwinst te reserveren in een vervangingsreserve respectievelijk herinvesteringsreserve, en deze reserve gedurende de in de wet bepaalde periode aan te houden. Zolang de reserve wordt aangehouden, kan niet worden gezegd dat zij heeft opgehouden uit haar onderneming in Nederland belastbare winst te genieten. Hieruit volgt dat - veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de werkelijke leiding van de BV vanaf 1995 in Luxemburg is gelegen - de voordelen die zij met de verkopen heeft behaald, in Nederland kunnen worden belast. Het Verdrag staat hieraan niet in de weg.
Nu de BV na het jaar 2000 geen vervangingsvoornemen meer had, is de reserve in het jaar 2001 vrijgevallen zodat in dat jaar dient te worden afgerekend over de boekwinst. Het eindoordeel van het Hof is daarom juist.
Het cassatieberoep van de BV wordt ongegrond verklaard. Advocaat Generaal Wattel had anders geconcludeerd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
22 maart 2013
Rolnummer
11/05599
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BX6710
bwbr0002672&artikel=15c&lid=1,bwbr0002672&artikel=15d,bwbr0002672&artikel=15e&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina