Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) woont in het jaar 2019 in Frankrijk. Hij heeft in dat jaar (onder meer) een ABP-uitkering ontvangen van € 22.766.

Na bezwaar heeft de Inspecteur aan de hand van een door X overgelegd diensttijdoverzicht, de ABP-uitkering tot een bedrag van € 11.169 (49,06% van de uitkering) in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Uit het diensttijdoverzicht volgt dat de pensioenuitkering deels toerekenbaar is aan een publiekrechtelijke arbeidsverhouding (van 1 augustus 1984 tot 1 augustus 1996) en deels aan een privaatrechtelijke arbeidsverhouding (van 1 augustus 1996 tot 1 februari 2009).

X heeft beroep ingesteld maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart dat ongegrond.

Frankrijk is als hoofdregel bevoegd om belasting te heffen over pensioenuitkeringen betaald aan inwoners van Frankrijk (artikel 18 Verdrag Nederland-Frankrijk). Er geldt echter een voorbehoud. Gelet op artikel 19 Verdrag Nederland-Frankrijk dient de ABP-uitkering gesplitst te worden in een privaatrechtelijk en een publiekrechtelijk deel. Nederland mag heffen over het publiekrechtelijke deel. De Inspecteur heeft de splitsing tijdsevenredig gemaakt aan de hand van het door X overgelegde diensttijdoverzicht. De Rechtbank ziet geen reden om niet van deze berekening uit te gaan. De aanslag is juist.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
3 juni 2024
Rolnummer
23/10151
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:3632
NLF-nummer
NLF 2024/1451
Aflevering
18 juni 2024

Naar de bovenkant van de pagina