Direct naar content gaan

Samenvatting

Met terugwerkende kracht tot 31 december 2000 is met toepassing van artikel 18 van de Wet IB 1964 een landbouwonderneming ingebracht in een BV. In deze onderneming was een vervangingsreserve gevormd. Op 14 maart 2001 heeft een aandeelhouder van de BV samen met zijn echtgenote een limited liability company (LLC) opgericht naar het recht van de staat Ohio. Deze rechtspersoon wordt in de US fiscaal als transparant aangemerkt. De BV is op 22 december 2002 tot de LLC toegetreden en heeft daarin een belang van 98% verworven met mede als doel om de vervangingsreserve (thans herinvesteringsreserve) aan te wenden.
In geschil is of de LLC voor de toepassing van de Wet vpb aangemerkt moet worden als een transparant lichaam.
Het Hof heeft de vraag ontkennend beantwoord. De BV heeft tegen de Hof-uitspraak cassatieberoep ingesteld.
Voor de beantwoording van de vraag of een buitenlandse samenwerkingsvorm voor de toepassing van het Nederlandse belastingrecht als transparant moet worden aangemerkt, is volgens de Hoge Raad onder meer van belang het antwoord op de vraag of ingevolge het recht dat die rechtsvorm beheerst de vennoten respectievelijk de leden van die samenwerkingsvorm beperkt aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun inleg. Het Hof heeft bij de beoordeling van laatstbedoelde vraag terecht als uitgangspunt gehanteerd dat beslissend is in hoeverre de leden volgens het van toepassing zijnde vennootschapsrecht aansprakelijk zijn voor de schulden van de LLC. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat volgens het op de LLC toepasselijke vennootschapsrecht de leden slechts aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun inleg en dat hetgeen blijkens artikel 5 van de operating agreement is overeengekomen, aan de vennootschapsrechtelijke beperkte aansprakelijkheid van de leden niet afdoet.
Voor zover het cassatieberoep is gericht tegen dit oordeel van het Hof over buitenlands recht, verklaart de Hoge Raad het ongegrond onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 79, lid 1, aanhef en letter b van de Wet RO (cassatie is mogelijk wegens schending van het recht met uitzondering van het recht van vreemde staten). Het oordeel van het Hof is volgens de Hoge Raad ook niet onbegrijpelijk en wordt verder met toepassing van artikel 81 RO ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
23 september 2011
Rolnummer
10/03724
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT2292
bwbr0002672&artikel=2&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina