Vrijstelling van overdrachtsbelasting bij terugkoop woning met verkoopregulerend beding
Special, 20 september 2021
Samenvatting
Relevante Kamerstukken
- Voorstel van wet: artikel X, onderdeel A, B, C en D
- Nota van wijziging: onderdeel A en B
- Memorie van toelichting: algemeen deel p. 22-24, artikelsgewijze toelichting p. 72-76
- Toelichting bij nota van wijziging: p. 2-4
21 september 2021
Een jaar na de invoering van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting strijkt de wetgever een ongewenste plooi glad die reeds bij de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel was onderkend en aangekaart. Het betreft situaties waarin woningen met een verkoopregulerend beding zijn of worden verkocht. In dat geval leiden de huidige regels tot 8% overdrachtsbelasting bij terugverkrijging door de verkoper. Meestal is dat een woningcorporatie. Gemakshalve ga ik er hierna steeds van uit dat een woningcorporatie de woning terugkoopt. Bij het opnieuw verkopen van de woning door de woningcorporatie kan de koper ofwel gebruikmaken van de startersvrijstelling, dan wel van het 2%-tarief. In het laatste geval kan de overdrachtsbelasting beperkt blijven tot 2% over het verschil tussen de maatstaf van heffing bij de tweede verkrijging en de terugverkrijging door de woningcorporatie indien deze transacties zich binnen zes maanden voordoen (artikel 13 Wet BRV). In alle gevallen zorgt het verkoopregulerende beding dus voor meer overdrachtsbelasting dan in de situatie waarin de woning zonder tussenkomst van de woningcorporatie wordt overgedragen. Dat is ongewenst. Daarom wordt in artikel 15, lid 1, onderdeel t, Wet BRV een vrijstelling opgenomen als een verkrijging voortvloeit uit een verkoopregulerend beding bij een eerdere verkrijging dat een terugkooprecht of terugkoopverplichting inhoudt en de verkrijger de vervreemder was bij die eerdere verkrijging. Kortom; de woningcorporatie koopt de woning terug. Uit de memorie van toelichting blijkt dat hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden gaan gelden, die worden opgenomen in het Uitv.besl. BRV:
- uit het verkoopregulerende beding blijkt een zelfbewoningsplicht voor de natuurlijke persoon;
- de waarde in het economische verkeer bij de eerdere verkrijging was niet hoger dan de woningwaardegrens voor de startersvrijstelling ten tijde van de terugverkrijging;
- de woning is bij de eerdere verkrijging verkregen met een koperskorting van 10% en ten hoogste 50%; en
- de natuurlijk persoon is op grond van het verkoopregulerend beding verplicht om de koperskorting geheel of gedeeltelijk terug te betalen of is verplicht een tussentijdse waardeontwikkeling te delen.
De voorgestelde regeling kent dus heel strikte voorwaarden. Ook al is de vrijstelling generiek geformuleerd, feitelijk kunnen/zullen alleen woningcorporaties gebruikmaken van de regeling. Daarmee komt de staatssteunvraag in beeld. De wetgever geeft in de memorie van toelichting aan dat zij van mening is dat er geen sprake is van staatssteun omdat het een generieke regeling betreft. Ik ben daar niet zo zeker van.
Artikel 9 Wet BRV
Artikel 14 Wet BRV
Artikel 15 Wet BRV
a. krachtens een levering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 of een dienst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, slotalinea, van die wet ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd, tenzij het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen; b. door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt: 1°. met een kind gelijkgesteld een pleegkind; 2°. met een broer of zuster gelijkgesteld een halfbroer, halfzuster, pleegbroer of pleegzuster;
c. door de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, de politie, een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet, een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, gevormd krachtens een door de Staat met een of meer andere publiekrechtelijke lichamen aangegane gemeenschappelijke regeling; d. vervallen; e. krachtens inbreng van een onderneming in een vennootschap, in de volgende gevallen: 1°. bij inbreng in een vennootschap die geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, mits: – ter zake van de inbreng de inbrenger wordt bijgeschreven op de kapitaalrekening van de vennootschap voor een bedrag dat ten minste 90 percent is van de waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming; en – de ingebrachte onderneming niet heeft behoord tot het vermogen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, tenzij deze rechtspersoon verschillende ondernemingen bezit of heeft bezeten en de bezittingen van de ingebrachte onderneming niet zouden leiden tot het aanmerken van de rechtspersoon als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wanneer de ingebrachte onderneming de enige onderneming van de rechtspersoon zou zijn.
Onder kapitaalrekening wordt verstaan de rekening op de balans van de vennootschap waarop de deelgerechtigdheid van de vennoot in het vermogen van de vennootschap wordt opgenomen; 2°. bij omzetting van een niet in de vorm van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming in een wel in zodanige vorm gedreven onderneming, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming;
f. krachtens verdeling of vereffening in de volgende gevallen: 1°. verdeling der goederen van een maatschap of vennootschap die geen rechtspersoon is, door de inbrenger of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van de inbrenger een aandeel had in het hem toegedeelde goed, mits het toegedeelde goed in de vennootschap was ingebracht met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel e; 2°. vereffening van het vermogen van een rechtspersoon met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
g. krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners, voor zover de gemeenschap waarin de ene is gerechtigd voor ten minste 40 percent en de andere voor ten hoogste 60 percent, is ontstaan door een gezamenlijke verkrijging en de toedeling geschiedt aan een van de verkrijgers of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van een verkrijger in het toegedeelde goed was gerechtigd; h. bij fusie, splitsing, interne reorganisatie en taakoverdracht tussen verenigingen als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of algemeen nut beogende instellingen; i. van een zaak die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger of zijn rechtsvoorganger onder algemene titel; j. van bodembestanddelen, zoals zand, grind, veen en terpaarde, welke ingevolge beding geacht worden niet te zijn verkregen; k. bedoeld in de artikelen 49, 56, 85, tweede lid, 89, tweede lid, en 103, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 52, 58 en 101, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 42c, 50 en 76n, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 2.13 en 16.16 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de artikelen 9.1.3 en 9.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede verkrijgingen waarvoor de vervreemder de in artikel 106, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 104, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 76q, tweede lid, en 98, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vereiste toestemming heeft verkregen, een en ander voorzover het verkregene voor onderwijs is bestemd; l. krachtens de Wet inrichting landelijk gebied; m. door het bureau beheer landbouwgronden; n. van woningen door een in Nederland gevestigde landelijke werkende toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet, die geen winstoogmerk heeft en die hoofdzakelijk tot doel heeft de aankoop van woningen van andere toegelaten instellingen die betrokken zijn bij stedelijke herstructurering en de verkoop van deze woningen aan natuurlijke personen. De bepaling is van toepassing voorzover de andere toegelaten instellingen de bij de verkoop van woningen aan de landelijk werkende toegelaten instelling verkregen middelen binnen zeven kalenderjaren na het einde van het kalenderjaar waarin de woningen zijn verkocht, investeren ter bevordering van de stedelijke herstructurering. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst kunnen voorwaarden worden gesteld inzake toepassing van de bepaling. Voorzover de bedoelde investering niet uiterlijk binnen de genoemde termijn heeft plaatsgevonden, is de belasting alsnog verschuldigd op het tijdstip van het verstrijken van die termijn; o. door in Nederland gevestigde lichamen die de bevordering van stedelijke herstructurering ten doel hebben, dan wel, indien die lichamen geen rechtspersoonlijkheid hebben, door de vennoten van die lichamen. Deze bepaling is van toepassing in bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst aan te wijzen gevallen onder daarbij te stellen voorwaarden; oa. na voltooiing van een stedelijke herstructurering als bedoeld in onderdeel o, van onroerende zaken van een lichaam als bedoeld in onderdeel o, door degenen die de onroerende zaken met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel o, hebben ingebracht in dat lichaam of met toepassing van onderdeel o zoals dat luidde tot en met 31 december 2002 hebben ingebracht in een samenwerkingsverband dat na die datum is aangemerkt als een zodanig lichaam, dan wel, indien de verkrijgers behoren tot de kring van oprichters van het lichaam, van die onroerende zaken tot het beloop van hun gerechtigdheid in het lichaam; p. vervallen; van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen of van rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze laatste rechten betrekking hebben op een woning, en de gelijktijdige verkrijging van de tot die woning behorende aanhorigheden, indien 1°. de verkrijger een meerderjarig natuurlijk persoon jonger dan vijfendertig jaar is; 2°. de verkrijger deze vrijstelling niet eerder heeft toegepast en dit overeenkomstig artikel 15a, onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring; en 3°. de verkrijger de verkregen woning of rechten waaraan deze is onderworpen na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken en dit overeenkomstig artikel 15a, onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring;
q. van ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de ondergrond van glasopstanden. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien de exploitatie als zodanig niet gedurende ten minste tien jaren wordt voortgezet. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de cultuurgrond door overheidsbeleid aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap; r. krachtens herstel als is bedoeld in artikel 19; s. van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel duurzaam zijn afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien binnen tien jaren na de verkrijging niet langer sprake is van natuurgrond. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de natuurgrond wordt omgezet in cultuurgrond als bedoeld in onderdeel q en als zodanig gedurende de rest van deze termijn bedrijfsmatig geëxploiteerd blijft; t. vervallen; u. door Staatsbosbeheer van objecten, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, niet zijnde bedrijfsondersteunende onroerende zaken; v. vervallen; w. vervallen; x. krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19 , 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover de totale waarde van de verkrijging uit de nalatenschap niet meer bedraagt dan het bedrag van de geldvordering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met de rentevergoeding waarmee ingevolge artikel 1, derde lid, van de Successiewet 1956 voor de heffing van erfbelasting rekening is gehouden. Voor de toepassing van de vorige volzin blijft bij het bepalen van de waarde van een verkrijging een door de ouder of stiefouder op grond van artikel 19, onderscheidenlijk artikel 21, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek voorbehouden vruchtgebruik buiten beschouwing; y. van een net gelegen in, op of boven de grond, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie, of van informatie.
a. het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen; b. de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van een verhuur van dat goed; en c. de verkrijging wordt opgenomen in een notariële akte die wordt verleden binnen de termijn waarbinnen de verkrijging dient plaats te vinden.
Artikel 15a Wet BRV
a. ondertekenen van de notariële akte waarin een door de inspecteur voorgeschreven standaardtekst is opgenomen; ofb. afzonderlijk invullen van het daartoe door de inspecteur ter beschikking gestelde standaardformulier.
bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de notariële akte gehecht.
Metadata
Belastingen van rechtsverkeer