Direct naar content gaan

Samenvatting

Relevante Kamerstukken


21 september 2021

Noot bij voorstel van wet, nota van wijziging en memorie van toelichting

Een jaar na de invoering van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting strijkt de wetgever een ongewenste plooi glad die reeds bij de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel was onderkend en aangekaart. Het betreft situaties waarin woningen met een verkoopregulerend beding zijn of worden verkocht. In dat geval leiden de huidige regels tot 8% overdrachtsbelasting bij terugverkrijging door de verkoper. Meestal is dat een woningcorporatie. Gemakshalve ga ik er hierna steeds van uit dat een woningcorporatie de woning terugkoopt. Bij het opnieuw verkopen van de woning door de woningcorporatie kan de koper ofwel gebruikmaken van de startersvrijstelling, dan wel van het 2%-tarief. In het laatste geval kan de overdrachtsbelasting beperkt blijven tot 2% over het verschil tussen de maatstaf van heffing bij de tweede verkrijging en de terugverkrijging door de woningcorporatie indien deze transacties zich binnen zes maanden voordoen (artikel 13 Wet BRV). In alle gevallen zorgt het verkoopregulerende beding dus voor meer overdrachtsbelasting dan in de situatie waarin de woning zonder tussenkomst van de woningcorporatie wordt overgedragen. Dat is ongewenst. Daarom wordt in artikel 15, lid 1, onderdeel t, Wet BRV een vrijstelling opgenomen als een verkrijging voortvloeit uit een verkoopregulerend beding bij een eerdere verkrijging dat een terugkooprecht of terugkoopverplichting inhoudt en de verkrijger de vervreemder was bij die eerdere verkrijging. Kortom; de woningcorporatie koopt de woning terug. Uit de memorie van toelichting blijkt dat hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden gaan gelden, die worden opgenomen in het Uitv.besl. BRV:

  • uit het verkoopregulerende beding blijkt een zelfbewoningsplicht voor de natuurlijke persoon;
  • de waarde in het economische verkeer bij de eerdere verkrijging was niet hoger dan de woningwaardegrens voor de startersvrijstelling ten tijde van de terugverkrijging;
  • de woning is bij de eerdere verkrijging verkregen met een koperskorting van 10% en ten hoogste 50%; en
  • de natuurlijk persoon is op grond van het verkoopregulerend beding verplicht om de koperskorting geheel of gedeeltelijk terug te betalen of is verplicht een tussentijdse waardeontwikkeling te delen.

De voorgestelde regeling kent dus heel strikte voorwaarden. Ook al is de vrijstelling generiek geformuleerd, feitelijk kunnen/zullen alleen woningcorporaties gebruikmaken van de regeling. Daarmee komt de staatssteunvraag in beeld. De wetgever geeft in de memorie van toelichting aan dat zij van mening is dat er geen sprake is van staatssteun omdat het een generieke regeling betreft. Ik ben daar niet zo zeker van. 

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingen van rechtsverkeer
Instantie
MvF
Datum instantie
20 september 2021
Parlementair dossier
NLF-nummer
NLFs 2021/0128
Aflevering
30 september 2021a
Auteur(s)
drs. M.J.A.M. van Gijlswijk
Meijburg & Co
bwbr0002740&artikel=9,bwbr0002740&artikel=14,bwbr0002740&artikel=15,bwbr0002740&artikel=15a

Naar de bovenkant van de pagina