Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(19)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan de persoonlijke secretaresse van de voorzitter van de Raad van Bestuur – later van de Raad van Commissarissen - van een (Antilliaanse) NV is in de jaren 1990 tot en met 1996 een winstbonus toegekend. Die bonus werd steeds in mei aan haar bekend gemaakt met als voorbehoud dat uitbetaling pas zou plaatsvinden na goedkeuring van de jaarstukken door de in juni te houden algemene vergadering van aandeelhouders. Aan haar werd ieder jaar de mogelijkheid geboden om een door haar te bepalen gedeelte van de bonus te reserveren. Van die mogelijkheid heeft zij steeds gebruik gemaakt en wel door die keuze bekend te maken voorafgaand aan de goedkeuring van de jaarstukken. De door de secretaresse gereserveerde bedragen werden door de NV verdubbeld en jaarlijks met rente verhoogd. Bovendien is het gereserveerde bedrag in 1997 in verband met de afwikkeling van zogenaamde e-contracten met fl. 250.000 verhoogd.
In juni 2007 komt het opgebouwde bedrag ad 703.402 euro tot uitbetaling onder inhouding van 365.769 euro aan loonbelasting.
Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of de door de NV in juni 2007 uitbetaalde bonussen op enig eerder moment reeds genoten waren.
Anders dan de secretaresse en de CEO hebben betoogd, oordeelt het Hof het niet aannemelijk dat de secretaresse voorafgaand aan de uitbetaling van de reserve daarover vrijelijk had kunnen beschikken. De jaarlijkse verdubbeling van de reservering wijst op het tegendeel, namelijk uitbetaling aan haar bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Voorts was ten tijde van de reservering van het daartoe bestemde gedeelte van de bonus, dat gedeelte volgens het Hof niet vorderbaar en daarom leidt de bijschrijving van rente niet tot genieten wegens het rentedragend worden van een loonvordering. Tenslotte geldt de regel dat geen rekening wordt gehouden met ongebruikelijk late loonbetalingen alleen voor grootaandeelhouders en dat is de secretaresse niet. Zij is een “gewone” werknemer.
Tegen dit oordeel heeft de secretaresse cassatieberoep ingesteld.
A-G Niessen acht het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Hij concludeert daarom tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
A-G
Datum instantie
10 juli 2013
Rolnummer
12/05500
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:767
bwbid=bwbr0&artikel=13a

Naar de bovenkant van de pagina