Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2011 heeft A aangiften laten doen voor het in het vrije verkeer brengen van bevestigingsmiddelen. Als land van oorsprong is Indonesië opgegeven. Als bewijs heeft A bij de invoeraangiften certificaten van oorsprong Form A overgelegd. A had de bevestigingsmiddelen gekocht van E, gevestigd in Indonesië. Daarbij was overeengekomen dat de levering van de goederen geschiedt onder de voorwaarde ‘delivered duty paid’ (hierna: de leveringsvoorwaarde DDP).

Uit onderzoek is gebleken dat de oorsprong van de bevestigingsmiddelen China is, en dat de hiervoor bedoelde certificaten zijn afgegeven op basis van door E, optredend in de hoedanigheid van exporteur, aan de Indonesische autoriteiten verstrekte onjuiste informatie. Gelet op de niet-preferentiële oorsprong van de bevestigingsmiddelen (China) zijn aan X (bv; belanghebbende), rechtsopvolger van A, uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten uitgereikt.

X heeft zich verzet tegen de hoogte van de nagevorderde bedragen aan douanerechten onder verwijzing naar het arrest van het HvJ van 15 juli 2010, C-354/09 (Gaston Schul), ECLI:EU:C:2010:439. Zij stelt zich op het standpunt dat ook de na te vorderen antidumpingrechten vanwege de leveringsvoorwaarde DDP voor rekening van E zijn en daarom in de transactieprijs zijn begrepen.

Hof Amsterdam heeft het beroep van X ongegrond verklaard. Het heeft onder meer geoordeeld dat artikel 33, aanhef en onderdeel f, CDW niet van toepassing kan zijn indien de exporteur te kwader trouw is.

Dit oordeel getuigt echter van een onjuiste rechtsopvatting, oordeelt de Hoge Raad. Het door X ingestelde cassatieberoep is gegrond. Het Hof heeft kennelijk, in cassatie niet bestreden, tot uitgangspunt genomen dat E en A zijn overeengekomen dat de bevestigingsmiddelen onder de leveringsvoorwaarde DDP zijn verkocht en geleverd, en dat dit inhoudt dat de rechten bij invoer, waaronder douanerechten en antidumpingrechten, die ter zake van de invoer van goederen worden verschuldigd, voor rekening van de verkoper zijn. Gelet hierop moeten bij de berekening van de douanewaarde op de overeengekomen prijs niet alleen douanerechten maar ook antidumpingrechten in mindering worden gebracht, oordeelt de Hoge Raad.

De Hoge Raad wijst de zaak terug naar de Inspecteur voor de vaststelling van deze eventuele vermindering.

Als je de uitspraak leest, is de uitkomst niet heel gek. Betaalde rechten bij invoer mag je in mindering brengen op de transactiewaarde, als die kosten in de werkelijk betaalde prijs zijn begrepen. Aangezien de ingevoerde bevestigingsmiddelen geleverd zijn met als leveringsconditie DDP, neemt de verkoper (onder andere) de rechten bij invoer voor zijn rekening en dus mag een aangever die aftrekken van de transactiewaarde.

Logische uitleg

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2010-2011
Instantie
HR
Datum instantie
29 juni 2018
Rolnummer
16/04263
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1022
Auteur(s)
drs. R.R. Ramautarsing
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/1551
Aflevering
19 juli 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1664

Naar de bovenkant van de pagina