Direct naar content gaan

Samenvatting

De staatssecretaris heeft het volgende besloten.

Vooroverleg met een internationaal karakter over de toepassing van de Wet VpB 1969 of de Wet DB 1965 en vooroverleg over de toepassing van een bilateraal verdrag of regelingen ter voorkoming van dubbele belastingheffing op inkomen en vermogen, voor zover verband houdend met de hiervoor genoemde wetten, vindt gecentraliseerd en op uniforme wijze plaats. Om de eenheid van beleid en uitvoering en de kwaliteit te waarborgen, wordt in dit besluit een College Internationale Fiscale Zekerheid geïntroduceerd. Alle afspraken die in vooroverleg worden gemaakt binnen de context van dit besluit, worden ter goedkeuring aan dit College voorgelegd. Voorts wordt in dit besluit geregeld welke onderwerpen in vooroverleg worden behandeld door het Behandelteam Internationale Fiscale Zekerheid en wanneer een verzoek tot vooroverleg aan het aanspreekpunt buitenlandse investeerders wordt gericht. Ook wordt uitgewerkt in welke gevallen geen toegang bestaat tot vooroverleg.

Dit besluit vervangt de besluiten van 3 juni 2014, DGB2014/3098, DGB2014/3099 en DGB2014/3101. Voor zover in het besluit van 3 juni 2014, DGB2014/3102 regels zijn opgenomen die betrekking hebben op vooroverleg of de totstandkoming van een ruling, zullen de regels van onderhavig besluit daarvoor in de plaats treden. Dit besluit is op 1 juli 2019 in werking getreden.

Het besluit van 19 juni 2019, 2019/13003 inzake rulings met een internationaal karakter is nagenoeg geheel identiek aan het besluit dat op 23 april 2019 in concept naar de Tweede Kamer is gestuurd (NLF 2019/1038). Aan onderdeel 7 van het besluit (‘Inhoud van de vaststellingsovereenkomst’) is toegevoegd dat de vaststellingsovereenkomst de kritische veronderstellingen zal bevatten waarop de ruling is gebaseerd. Ten opzichte van de bestaande praktijk is dat niets nieuws. Aan onderdeel 9 (‘Ingetrokken regelingen’) is een passage toegevoegd waaruit blijkt dat het Vraag-en-antwoordbesluit dienstverleningslichamen uit juni 2014 niet wordt ingetrokken. Wel is het zo dat voor zover in dat besluit regels zijn opgenomen die betrekking hebben op vooroverleg of de totstandkoming van een ruling, de regels van het besluit van 19 juni 2019 daarvoor in de plaats zullen treden.

Het voor de praktijk meest cruciale onderdeel van het besluit van 19 juni 2019 is onderdeel 3, waarin wordt aangegeven in welke situaties geen zekerheid vooraf wordt gegeven. In NLF 2019/1111 heb ik aangegeven dat met name onderdeel 3, onder b een aantal vragen oproept. Deze onduidelijkheden zijn blijven bestaan, ook na het overleg tussen de Tweede Kamer en de staatssecretaris op 4 juni en 13 juni 2019.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1 juli 2019 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
19 juni 2019
Rolnummer
2019/13003
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2019/1602
Aflevering
18 juli 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2599
bwbr0002515&artikel=1,bwbr0002515&artikel=4,bwbr0002672&artikel=8b&lid=1,bwbr0002672&artikel=8b&lid=1,bwbr0002672&artikel=8c,bwbr0002672&artikel=13ab,bwbr0002672&artikel=17&lid=3,bwbr0002672&artikel=17a,bwbr0002672&artikel=23e,bwbr0002672&artikel=29g,bwbr0003954&artikel=2b,bwbr0003954&artikel=2c,bwbr0042952&artikel=1.2&lid=1,bwbr0042952&artikel=2.1&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina