Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak gaat over:

  1. de waardering van vrijgestelde deelnemingen; en
  2. de toepassing van de tussenhoudsterregeling (artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969) bij de bepaling van het aftrekbare liquidatieverlies op een na ontvoeging geliquideerde tussenhoudster die een (voortbestaande) kleindochter hield die in waarde was gedaald vóórdat de tussenhoudster – bij haar verwerving – in een fiscale eenheid met de belanghebbende (X) werd opgenomen.

X heeft bij een groepsherstructurering per 24 juni 2004 de aandelen verkregen in de tussenhoudster D die deelnam in een in Zwitserland gevestigde dochtervennootschap, J AG. D is op die datum meteen opgenomen in een fiscale eenheid met X. J AG is bij haar verkrijging door D en later door X steeds op historische kostprijs (€ 104.722.486) gesteld, maar was vóór de verkrijging van D door X aanzienlijk in waarde gedaald.

In 2009 is D na een aantal stappen ontvoegd en na weer enige stappen geliquideerd. De liquidatie-uitkering bestond uit de deelneming J AG en liquide middelen. In geschil is of X een liquidatieverlies van € 94.208.344 (vooral bestaande uit het verschil tussen de fiscale boekwaarde (€ 104.722.486) en de werkelijke waarde van J AG) in aanmerking kan nemen.

Hof Den Bosch achtte waardering van J AG op kostprijs in overeenstemming met goed koopmansgebruik, waardoor ex artikel 13d, lid 8, Wet VpB 1969 het opgeofferde bedrag (vóór toepassing van artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969) uitkomt op het fiscale ‘eigen vermogen’ van D, € 119.122.194. Het Hof heeft vervolgens de niet-aftrekbare waardedaling ex artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969 bepaald door vergelijking van de werkelijke waarde van J AG in 2004 en haar werkelijke waarde in 2009 bij liquidatie van D. Aangezien J AG al in waarde was gedaald vóór 2004, geeft de tekst van artikel 13, lid 4, Wet VpB 1969 X aanspraak op aftrek van een liquidatieverlies van € 94.208.347. Het Hof acht aftrek echter dermate in strijd met doel en strekking van artikel 13d, lid 4, Wet VpB 1969, dat zij moeten prevaleren boven de wettekst. Dat betekent dat het deelnemingsverlies op J AG van € 94.208.344 uit het berekende liquidatieverlies moet worden verwijderd, waarna geen liquidatieverlies resteert.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G Wattel dient de Hoge Raad dit ongegrond te verklaren. Het oordeel van het Hof is juist.

De in artikel 13d Wet VpB 1969 opgenomen liquidatieregeling is in de kern simpel. Als een belastingplichtige een deelneming liquideert, kan hij het verschil tussen hetgeen hij voor de deelneming heeft opgeofferd (door middel van kapitaalstortingen dan wel als gevolg van de aankoop) en hetgeen hij bij wijze van liquidatie-uitkering ontvangt, ten laste van zijn winst brengen. De toepassing van deze regeling kan – bijvoorbeeld als gevolg van de samenloop met de fiscale-eenheidsbepalingen – complex zijn.

A-G Wattel gaat in zijn conclusie eerst in op de vraag of goed koopmansgebruik verplicht tot afwaardering van de deelneming; via artikel 13d, lid 8, Wet VpB 1969 zou deze lagere waardering dan ook resulteren in een lager opgeofferd bedrag in de ontvoegde dochtermaatschappij en een lager liquidatieverlies. Volgens hem volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014 dat goed koopmansgebruik niet tot een waardering op lagere bedrijfswaarde dwingt. Zie in dit verband mijn noot bij de uitspraak van Hof Den Bosch van 20 oktober 2016 waar ik kortheidshalve naar verwijs. A-G Wattel geeft de Hoge Raad wel mee dat deze procedure mogelijk wel aanleiding kan zijn om méér goed koopmansgebruik los te laten op vrijgestelde deelnemingen dan de Hoge Raad tot dusver heeft gedaan (paragraaf 5.12). Zolang de deelneming echter op kostprijs gewaardeerd mag worden, komt het in deze zaak aan op de interpretatie van artikel 13d, lid 4 en lid 8, Wet VpB 1969.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2008-2009
Instantie
A-G
Datum instantie
18 mei 2017
Rolnummer
16/05706
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:456
Auteur(s)
prof. dr. R.P.C.W.M. Brandsma
PwC/ Universiteit van Amsterdam/Radboud Universiteit/Nyenrode
NLF-nummer
NLF 2017/2014
Aflevering
31 augustus 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB674
bwbr0002672&artikel=13d&lid=4,bwbr0002672&artikel=13d&lid=4,bwbr0002672&artikel=13d&lid=8,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina