Aan seksclub opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen niet onredelijk
undefined, 21 februari 2022
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(2)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(1)
- Jurisprudentie(615)
- Commentaar NLFiscaal(9)
- Literatuur(6)
- Recent(4)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur aan seksclub X (cv; belanghebbende) over de tijdvakken 2009 tot en met 2016 acht naheffingsaanslagen loonheffingen ten bedrage van in totaal € 2.510.715 opgelegd. Volgens hem is er sprake van verzwegen omzet.
Bij Rechtbank Gelderland is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen loonheffingen, zoals vastgesteld bij uitspraak op bezwaar, zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Volgens de Rechtbank is dat het geval.
Over de gehele controleperiode is de opting-in-regeling van toepassing. De opting-in-regeling duidt de arbeidsverhouding voor sekswerkers en regelt op welke wijze de daaruit voortvloeiende heffingen (waaronder de loonheffingen) moeten worden afgedragen. X heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet bewezen dat de naheffingsaanslagen loonheffingen, na uitspraak op bezwaar, onjuist zijn.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
BRON
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer van eiser, te woonplaats, eiser (gemachtigde: gemachtigde),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft over de tijdvakken 2009 tot en met 2016 acht naheffingsaanslagen Loonheffingen ten bedrage van in totaal € 2.510.715 aan [C.V.] opgelegd.
Tevens zijn beschikkingen heffingsrente/belastingrente aan [C.V.] opgelegd. Schematisch gaat het om de volgende aanslagen en beschikkingen:
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening van de naheffingsaanslag |
Bedrag van de naheffingsaanslag, exclusief rente |
Rente |
2009 |
[aanslagnummer 1] |
12 december 2014 |
€ 120.922 |
€ 14.162 |
2010 |
[aanslagnummer 2] |
17 december 2015 |
€ 116.288 |
€ 18.336 |
2011 |
[aanslagnummer 3] |
7 december 2016 |
€ 519.494 |
€ 88.155 |
2012 |
[aanslagnummer 4] |
24 april 2017 |
€ 469.103 |
€ 75.812 |
2013 |
[aanslagnummer 5] |
24 april 2017 |
€ 509.303 |
€ 67.086 |
2014 |
[aanslagnummer 6] |
24 april 2017 |
€ 349.693 |
€ 32.948 |
2015 |
[aanslagnummer 7] |
24 april 2017 |
€ 350.010 |
€ 18.978 |
2016 |
[aanslagnummer 8] |
24 april 2017 |
€ 75.902 |
€ 1.079 |
Totaal |
€ 2.510.715 |
€ 316.556 |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 2
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslagen Loonheffingen als volgt verminderd:
Jaar |
Vermindering van de naheffingsaanslag |
Bedrag van de naheffings- aanslag, exclusief rente, na uitspraak op bezwaar |
2009 |
€ 49.392 |
€ 71.530 |
2010 |
€ 46.119 |
€ 70.169 |
2011 |
€ 437.765 |
€ 81.729 |
2012 |
€ 398.438 |
€ 70.665 |
2013 |
€ 419.885 |
€ 89.418 |
2014 |
€ 284.181 |
€ 65.512 |
2015 |
€ 295.548 |
€ 54.462 |
2016 |
€ 61.488 |
€ 14.414 |
Totaal |
€ 1.992.816 |
€ 517.899 |
De beschikkingen heffingsrente/belastingrente zijn dienovereenkomstig verminderd.1
Eiser heeft tijdig beroep ingesteld. De beroepen zijn bij de rechtbank geregistreerd onder de zaaknummers AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337. De rechtbank heeft de zaken gelijktijdig behandeld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en voor alle zaken samen één verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2022.
Namens verweerder zijn verschenen [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] . Namens eiser is, zonder enige berichtgeving, niemand verschenen.
De gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 22 december 2021 aan het adres [adresgegevens] (dit is het kantooradres van de gemachtigde) onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Omdat de aangetekende brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekende brief op 23 december 2021 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1 Verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij de vermindering van de naheffingsaanslagen Loonheffingen de beschikkingen heffingsrente/belastingrente automatisch overeenkomstig zijn verminderd.
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 3
Overwegingen
Feiten
1. Op [datum] is de commanditaire vennootschap [C.V.] ( [C.V.] ) opgericht. De ondernemingsactiviteit van [C.V.] bestaat uit de exploitatie van een besloten nachtclub/seksclub onder de naam " [naam onderneming] " (de onderneming). Bezoekers van club [naam onderneming] kunnen aan de bar iets drinken en kunnen gebruikmaken van de diensten van de aanwezige sekswerkers. Daarnaast is er in het pand een speelautomaat aanwezig. De onderneming beschikt over een pinautomaat.
2. Eiser is beherend vennoot van [C.V.] [naam persoon D] ( [persoon D] ) is de stille vennoot. Vóór de oprichting van [C.V.] was [naam persoon E] ( [persoon E] ) de eigenaar van club [naam onderneming] . Hij dreef club [naam onderneming] als eenmanszaak. [persoon E] is gehuwd met [persoon D] .
3. De onderneming is per 15 juli 2017 beëindigd. C.V. [naam onderneming] is per 15 augustus 2017 opgeheven.
4. Op 16 januari 2014 hebben controle-ambtenaren van de Belastingdienst (de controlemedewerkers) een bedrijfsbezoek gebracht aan de onderneming. Zij hebben daarbij gesproken met eiser. Met dagtekening 31 januari 2014 is het verslag van dit bedrijfsbezoek aan eiser toegezonden.
5. In mei 2014 is een boekenonderzoek ingesteld bij [C.V.] Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2015, loonheffingen over de loontijdvakken van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2015 en vennootschapsbelasting over de jaren 2009 tot en met 2015.
6. Het boekenonderzoek is aangekondigd bij brief van 28 april 2014. In eerste instantie voor de jaren 2009 tot en met 2013. Bij brief van 11 november 2016 is aangekondigd dat het boekenonderzoek zou worden uitgebreid met de jaren 2014 tot en met 2016.
7. Over de gehele controleperiode, 1 januari 2009 tot en met 31 december 2015, is de opting-in regeling van toepassing. De opting-in regeling duidt de arbeidsverhouding voor sekswerkers en regelt op welke wijze de daaruit voortvloeiende heffingen (waaronder de loonheffingen) moeten worden afgedragen. Uitgangspunt daarbij is de gerealiseerde omzet. Op grond van de opting-in regeling moeten per dag de volgende administratieve lijsten (handmatig) worden bijgehouden: de aanwezigheidslijst (van de sekswerkers), de drankomzetlijst, de omzetdagstaat en de verzameldagstaat. Met betrekking tot de sekswerkers dienen bij de administratie een verklaring opting-in, een privacyverklaring en een kopie van het identiteitsbewijs bewaard te worden.
8. Op grond van de bevindingen van het ingestelde boekenonderzoek is een vermoeden gerezen van het verzwijgen van omzet en het onjuist doen van aangiften vennootschapsbelasting, loonheffingen en omzetbelasting. Om die reden is [C.V.] aangemeld voor strafrechtelijk onderzoek door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD).
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 4
9. Op 6 april 2016 heeft de FIOD invallen gedaan bij de onderneming, de privéwoning van eiser, de privéwoning van [persoon E] en [persoon D] en bij de boekhouder ( [boekhouder] ). Op basis van de resultaten van het onderzoek door de FIOD is een proces-verbaal (p-v) opgemaakt. Het p-v behoort tot de gedingstukken. In oktober 2016 zijn eiser, [persoon E] en [persoon D] door de FIOD gehoord.
10. Van het boekenonderzoek is met dagtekening 20 maart 2017 een rapport (het Rapport) opgemaakt. In het Rapport zijn verklaringen van eiser en [persoon E] , zoals die zijn afgelegd bij de FIOD, opgenomen. In onderdeel 2.9.4. van het Rapport staat het volgende:
“ Verklaring [eiser] :
De heer [eiser] heeft verklaard dat de lijsten met de geturfde streepjes die tijdens de zoeking zijn aangetroffen de eerste aantekeningen zijn van de omzet. Deze lijst neemt hij over op de andere staten. Hij verklaarde het volgende: “Ik weet dat ik dit 1 op 1 moet overnemen, maar dat gebeurt niet. De handgeschreven kladlijst gooi ik vervolgens weg. Ik werk al op deze manier vanaf het begin dat ik vennoot ben bij [naam onderneming] . De helft van de piccolo’s wordt inderdaad niet vastgelegd en wordt dus niet meegenomen in de omzet. Ik voldoe hiermee niet aan de eisen die zijn voorgeschreven en heb dus niet voldaan aan de bewaarplicht van de administratie. Ik ben in de brief van de Belastingdienst in 2009 gewezen op de bewaarplicht. U laat mij een brief van de Belastingdienst zien, gericht aan mij met datum 10 april 2009. Ik ben in de brief van de Belastingdienst in 2009 gewezen op de bewaarplicht. Maar ik kan me dit niet herinneren.”
“Op deze lijst staan meer dames dan op de lijsten die ik later invul voor de boekhouding.
Als ik er niet ben vult 1 van de andere beheerders dit in. Dus of [persoon D] of [persoon E] als die er toevallig is. Ik krijg dan van [persoon E] of [persoon D] door hoeveel dames er voor gewerkt hebben. Deze lijsten ( [nummer] en [nummer] ) neem ik niet 1 op 1 over op de aanwezigheidslijsten en omzetstaten die de boekhouding in gaan. Op deze manier verwerk ik elke dag de formulieren. Deze manier van werken doe ik ook al vanaf ik als vennoot werkzaam in [naam onderneming] ben. In principe neem ik de helft over van de totale omzet, omdat de ene helft van de dames is en de andere helft voor [naam onderneming] . Ik weet dat ik dit 1 op 1 moet overnemen, maar dat gebeurt niet. ”
“ De helft is voor de zaak en de helft voor de meisjes. De helft voor de zaak wordt niet verwerkt in de administratie en wordt niet meegenomen in de omzet.”
Verklaring [persoon E] :
De heer [persoon E] heeft bij de FIOD, zie [nummer] , het volgende verklaard:
Vraag verbalisanten:
Wij tonen u een e-mail van 13 maart 2015, door ons genummerd als [nummer] . In deze e-mail is te lezen:
[persoon E] redeneert als volgt volgens [eiser]
Ik moet de helft van de omzet uitbetalen aan de dames dus hoef ik de andere helft van de ontvangsten niet te boeken.
Een kamer die 150,00 kost en per pin betaald wordt daarvan wordt de helft in de administratie als omzet opgenomen middels de uren lijst van de dames.
En de andere helft wordt niet ingeboekt als ontvangsten . Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 5
“Dit is de discussie die al meerdere keren gevoerd is en ook gerechtelijk al aan de orde is geweest en uitspraken geweest.
De discussie is als volgt :
Als de klant bij een club komt en bijvoorbeeld 150 euro voor een uur betaald voor een dame en betaald aan de club dan is sprake van 1 prestatie. De 150 euro is dan omzet voor de club en de club betaald hiervan de dame en alle belastingen en premies.
Onder de opting-in regeling is het anders. De klant betaald bijvoorbeeld 150 euro aan de dame. De dame betaald, afhankelijk van de verdeling een bedrag aan de club. In ons geval is de verdeling 50/50 en betaald de dame dus 75 euro aan [naam onderneming] . Daarnaast betaald de dame alle verplichte belastingen en premies over haar deel aan de club en de club draagt deze af aan de belastingdienst. De omzet voor de club in deze situatie is dus 75 euro. Hierover betaald de club haar eigen belastingen en premies .
Deze 75 euro wordt door de club dan ook als omzet geboekt en niet de 75 euro voor de dame .
Als alles cash zou gaan zou de club deze bedragen ook niet in handen krijgen en dus ook niet als omzet boeken.
Het probleem ontstaat op het moment dat bijvoorbeeld de 150 euro per pin
betaald wordt, omdat dan de 75 euro van de dame in dit bedrag nog is inbegrepen en dit geen omzet betreft voor de club. Het is ons geld niet en wij boeken het dan ook niet als omzet . De dames zijn bij ons niet in loondienst, wij verhuren alleen maar kamers aan de dames en onder de opting-in regeling zorgen wij voor de afdracht van belastingen en premies voor de dames. De kamerhuur, dus 50% van wat de dames verdienen, is voor ons de omzet. Hierin is dus niet begrepen de extra handelingen die een dame verricht en waarvoor zij extra betaald krijgt en/of de fooien die zij krijgt, dat is voor ons ook geen omzet .”
11. De controlemedewerkers hebben met betrekking tot de contante stortingen onjuistheden geconstateerd. In het Rapport staat hierover, in onderdeel 2.9.3, onder meer, het volgende:
“Deze opmerkingen hebben nog een extra effect op de negatieve kas:
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
|
Overgenomen Saldo |
- € 66.268 |
-€ 10.411 |
- € 328 |
€ 11.021 |
- € 24.267 |
Contant betaalde huur |
€ 52.000 |
||||
Loon dames (incl. OB) |
€ 14.039 |
€ 74.211 |
€ 44.164 |
€ 60.974 |
|
Loon dames(incl. OB) |
€ 32.860 |
||||
Kassaldo |
- € 118.268 |
- € 24.450 |
- € 74.539 |
- € 66.003 |
- € 5.241 |
Uit deze negatieve kassaldi blijkt dat er meer omzet moet zijn geweest, omdat een negatieve kas niet mogelijk is. De gegevens in bovenstaande opstelling van belastingplichtige kunnen niet kloppen. Dit blijkt overduidelijk in de jaren 2009, 2011 en 2013 waar de pinomzet groter is dan de omzet volgens de jaarrekening.”
12. Er is ook een overzicht opgesteld waarin is getoetst of de vereiste aangifte per tijdvak is gedaan. Daaruit komt naar voren dat in bijna alle kwartalen in de jaren 2009-2015 de pinomzet hoger is dan de verantwoorde omzet.
13. Met betrekking tot de loonheffingen staat in onderdeel 5.3.1 en 5.3.2, van het Rapport, onder meer, het volgende:
“Bevindingen
Tijdens ons onderzoek hebben wij vastgesteld dat van een aantal sekswerkers de vereiste
administratieve bescheiden niet op orde zijn. Zo ontbreekt in 2009 van 15 sekswerkers zowel de privacyverklaring als een kopie identiteitsbewijs. Deze 15 personen hebben hun inkomsten
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 6
niet aangegeven voor de inkomstenbelasting. In 2010 ontbreekt er van 20 sekswerkers zowel de privacyverklaring als een kopie identiteitsbewijs. Deze 20 personen hebben hun inkomsten niet aangegeven voor de inkomstenbelasting. In 2011 ontbreekt er van 5 sekswerkers zowel de privacyverklaring als een kopie identiteitsbewijs. Deze 5 personen hebben hun inkomsten niet aangegeven voor de inkomstenbelasting. In 2012 zijn er 4 sekswerkers waarvan een kopie identiteitsbewijs ontbreekt, echter 3 sekswerker hebben de inkomsten gewoon aangegeven in de inkomstenbelasting.
Conclusie
Er is niet volledig voldaan aan de verplichting dat van elke sekswerker een kopie identiteitsbewijs, privacyverklaring en verklaring opting-in is bewaard bij de loonadministratie. Het is niet controleerbaar of de identiteit van de sekswerker correct is vastgesteld. Daarom dient er te worden nageheven tegen het anoniementarief van 108,3% voor de loonbelasting en het gebruteerde tarief voor de Zorgverzekeringswet voor de werknemers die de inkomsten niet hebben aangegeven voor de inkomstenbelasting. De correcties die hier uit voort vloeien staan vermeld onder punt 5.3.2. (…)”
(…)
Conclusie
Wij hebben vastgesteld dat de inhoudingsplichtige niet heeft voldaan aan haar verplichting de identiteit van de werknemers vast te stellen aan de hand van de daarvoor geldende identiteitsbewijzen. Het is niet controleerbaar of de identiteit van de sekswerker correct is
vastgesteld. Daarom dient er te worden nageheven tegen het anoniementarief van 108,3% voor de loonbelasting en het gebruteerde tarief voor de Zorgverzekeringswet voor de werknemers die de inkomsten niet hebben aangegeven voor de inkomstenbelasting. ”
14. Op vragen over de loonheffingen heeft eiser op 6 oktober 2016 bij de FIOD het volgende verklaard:
“Loonheffinqen
Vraag verbalisanten:
Wie heeft de aangiften loonheffingen voor [C.V.] gedaan over de periode 1 januari 2009 tot en met mei 2016 gedaan?
Antwoord gehoorde:
"dit is over de gehele periode gedaan door de boekhouder [boekhouder] .
Omdat de omzet niet juist is doorgegeven is de loonbelasting ook te laag aangegeven over de periode 1 januari 2009 tot en met heden."
Vraag verbalisanten:
Hoe ging u te werk om de aangifte loonheffingen in te dienen?
Antwoord gehoorde:
" lk stuur de verzamelstaat waarop staat wat de dames verdienen naar de boekhouder. De boekhouder heeft de inlogcodes van mij gekregen om de aangifte loonheffing te kunnen doen.
Vraag verbalisanten:
Legt de boekhouder de aangifte aan u voor, voordat de aangifte ingediend wordt?
Antwoord gehoorde:
"Ook deze aangifte laat de boekhouder eerst aan mij zien voor goedkeuring en daarna dient de boekhouder de aangifte in. [persoon F] [ [persoon D] - rechtbank] betaalt het bedrag voor de loonheffing aan de Belastingdienst want zij regelt de bankzaken van [naam onderneming] ."
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 7
Vraag verbalisanten:
Zijn door u hierdoor de juiste gegevens voor de loonheffingen doorgestuurd naar uw boekhouder/adviseur?
Antwoord gehoorde:
Heeft uw adviseur door de onvolledige gegevens een juiste aangifte loonheffingen kunnen opmaken en indienen bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"wat de boekhouder van mij krijgt dient de boekhouder in. Hij weet niet dat deze gegevens onjuist zijn. Ik ben me er van bewust dat de aangiften loonheffingen niet juist zijn ingediend over de periode 1 januari 2009 tot en met heden. lk ben me er vanaf het begin van de oprichting van [naam onderneming] CV van bewust dat er onvolledige gegevens naar de boekhouder zijn gestuurd."
Vraag verbalisanten:
Is hierdoor te weinig loonheffing afgedragen aan de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"over de periode 1 januari 2009 tot en met heden is er te weinig loonheffingen afgedragen
aan de Belastingdienst. lk ben me hiervan vanaf het begin van [naam onderneming] CV van bewust geweest dat er te weinig omzetbelasting is afgedragen".
Vraag verbalisanten:
Zijn de ingediende aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2009 tot en met mei 2016 juist?
Antwoord gehoorde:
" de ingediende aangiften over de periode 1 januari 2009 tot en met heden zijn niet juist. lk ben me altijd van bewust geweest dat de aangiften omzetbelasting niet juist waren omdat de door mij aangeleverde gegevens niet volledig waren."
15. De controlemedewerkers hebben op grond van hun bevindingen een schatting van de omzet gemaakt.
16. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de naheffingsaanslagen Loonheffingen aan [C.V.] opgelegd. Eiser heeft hiertegen, via zijn gemachtigde, bezwaar gemaakt.
17. Op 5 december 2018 heeft verweerder de gemachtigde een brief gestuurd met daarbij een vaststellingsovereenkomst met een herrekende theoretische omzetberekening en een overzicht van de gevolgen daarvan voor de loonheffingen.
18. Op 14 februari 2019 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Tijdens het hoorgesprek zijn de identificatieplicht en de gevolgen van alsnog kwalificerende identiteitsgegevens (van de sekswerkers) aan de orde gesteld. Op 16 oktober 2019 is het verslag van het hoorgesprek aan de gemachtigde gestuurd. Na afloop van het hoorgesprek heeft verweerder aanvullend nader onderzoek gedaan.
19. Op 4 december 2019 heeft verweerder de gemachtigde een gewijzigde (door verweerder reeds ondertekende) vaststellingsovereenkomst (de gewijzigde vso) gestuurd.
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 8
Uitgangspunt daarbij vormde onderstaande overzicht:
Bijlage 1 theoretische omzetberekening voor de loonheffingen, [naam onderneming] blad 1 cijfers herrekening:
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
|
Aangegeven omzet |
159825 |
139793 |
141462 |
129098 |
129689 |
97593 |
98374 |
21519 |
Pinomzet |
152661 |
117003 |
152639 |
142230 |
155620 |
195874 |
134950 |
25000 |
Schatting o.b.v. kamers |
270000 |
270000 |
270000 |
270000 |
270000 |
270000 |
270000 |
67500 |
Totaal |
582486 |
526796 |
564101 |
538328 |
555309 |
563467 |
503324 |
114019 |
x 50% |
||||||||
Gemiddelde geschatte omzet |
291243 |
263398 |
282050 |
269164 |
277654 |
281733 |
251662 |
57010 |
20. Op 11 september 2020 heeft de gemachtigde laten weten dat de gewijzigde vso niet zal worden ondertekend en heeft hij verweerder verzocht (alsnog) uitspraak op bezwaar te doen.
21. Bij brief van 2 oktober 2020 is de toelichting uitspraak op bezwaar gezonden aan de gemachtigde.
22. Op 22 december 2020 is met betrekking tot alle aan [C.V.] opgelegde naheffingsaanslagen Loonheffingen in één geschrift uitspraak op bezwaar gedaan. Bij uitspraak op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen Loonheffingen verminderd. Daarbij is uitgegaan van de omzetten zoals genoemd in bijlage 1 bij de gewijzigde vso, waarvan 50% aan [C.V.] is toegerekend en 50% aan de sekswerkers. Verder is de grondslag voor de berekening anoniemen naar beneden bijgesteld.
Geschil
23. In geschil is uitsluitend nog het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen Loonheffingen, zoals vastgesteld bij uitspraak op bezwaar, zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerder is de tegenovergestelde mening toegedaan.
24. Niet in geschil is dus dat over de onderzochte belastingjaren de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Ook is niet in geschil dat [C.V.] in de onderhavige belastingjaren inhoudingsplichtig is voor de loonheffingen en dat eiser, als enig beherend vennoot, daarvoor in rechte kan optreden.
Beoordeling van het geschil
Redelijke schatting
25. Indien de vereiste aangifte niet is gedaan, vloeit uit artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voort dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is. Daarbij geldt dat een
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 9
aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, maar moet berusten op een redelijke schatting van de niet aangegeven belasting.2
26. De beoordeling of een schatting redelijk (niet willekeurig) is, behelst een minder strenge toets dan de beoordeling of en in hoeverre aannemelijk is dat de belastingplichtige een bedrag aan winst of omzet niet in zijn aangifte heeft verantwoord. Die laatste beoordeling moet plaatsvinden op basis van de normale regels van stelplicht en bewijslast, met inachtneming van de hiervoor vermelde regel over een gemotiveerde schatting.3 Vervolgens is het aan belanghebbende om te bewijzen dat de naheffingsaanslagen welke hem zijn opgelegd, onjuist zijn.4
27. Naar het oordeel van de rechtbank is de schatting van verweerder redelijk (niet willekeurig). Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
27. Verweerder heeft in de bezwaarfase een nieuwe (lagere) schatting gemaakt. Met betrekking tot de theoretische omzetberekening op basis van geldstromen is verweerder uitgegaan van de aangegeven omzet en is, op basis van de bij de FIOD afgelegde verklaringen van eiser en [persoon E] , ervan uitgegaan dat 50% van de omzet niet in de administratie is verantwoord. De grieven die eiser tegen het gebruik van deze verklaringen heeft ingebracht, te weten dat uit de verklaringen het tegendeel blijkt, dat deze verklaringen zijn uitgelokt door de FIOD en dat eiser niet beschikt over boekhoudkundige kennis, kunnen hem niet baten. De verklaringen dat 50% van de omzet niet is aangegeven, zijn meermaals, op verschillende dagen en op uitdrukkelijke wijze door eiser gedaan. Ook [persoon E] heeft gelijkluidend verklaard. Uit niets blijkt dat de verklaringen zijn uitgelokt of dat uit de door eiser geciteerde verklaringen het tegendeel zou blijken.
27. Verweerder heeft daarnaast een tweede theoretische omzetberekening gemaakt op basis van een kamerbezetting van 50%. De enkele en niet-onderbouwde stelling van eiser dat 50% te hoog is, maakt nog niet dat sprake is van een onredelijke schatting. Daarbij komt dat onbetwist is gesteld dat bij drukte ook kamers van een naast gelegen pand werden gebruikt, welke kamers in het geheel niet in de berekening zijn meegenomen. Bovendien zijn beide theoretische berekeningen gecombineerd en is uitgegaan van de gemiddelde omzet waarvan 50% aan [C.V.] en 50% aan de sekswerkers is toegerekend.
30. Vervolgens heeft verweerder zijn schatting van de omzetten cijfermatig nog nader onderbouwd met een uitvoerig onderzoek bij de bank waarbij de ontvangen pinbedragen zijn afgezet tegen de pinbetalingen volgens de primaire omzetdagstaten. Dit heeft onder meer geresulteerd in de conclusie van verweerder dat de omzet over de jaren 2009 tot en met 2015 varieerde van ruim € 300.000 tot ruim € 500.000 en voor belastingjaar 2016 circa
€ 78.000 bedroeg. Dit zijn aanzienlijk hogere omzetten dan waar verweerder thans mee heeft gerekend. Voorts
2 vgl. Hoge Raad 10 augustus 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB3112, r.o. 4.2 en Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6486, r.o.
3.3.
3 vgl. Hoge Raad 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, r.o. 3.3.2.
4 vgl. Hoge Raad 29 september 1993, nr. 28.400, BNB 1993/330, r.o 3.4.
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 10
geldt dat ook het percentage voor de toepassing van het anoniementarief, naar aanleiding van nader onderzoek, door verweerder naar beneden is bijgesteld.
31. Eiser heeft in beroep verder alleen grieven ingebracht die zien op de oorspronkelijke berekeningen van de FIOD. Die berekeningen zijn echter door verweerder losgelaten.
Conclusie
32. Gelet op het vooroverwogene is sprake van een redelijke schatting. Eiser heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet bewezen dat de naheffingsaanslagen Loonheffingen, na uitspraak op bezwaar, onjuist zijn. De beroepen dienen daarom ongegrond te worden verklaard.
33. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente/belastingrente heeft aangevoerd, dienen ook de beroepen inzake de beschikkingen heffingsrente/belastingrente ongegrond te worden verklaard.
34. Omdat de beroepen ongegrond dienen te worden verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
[gegevens] |
zaaknummers: AWB 20/6330 tot en met AWB 20/6337 11
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, voorzitter, mr. J.J. Westerbaan en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.