Samenvatting
Een familiestichting is in 2014 naar Liechtensteins recht door de oprichter in Liechtenstein opgericht. De oprichter woont in Duitsland en had haar woonplaats ook op het tijdstip van de oprichting van de stichting in Duitsland. De stichting heeft als doel om de kinderen van de oprichter en haar overleden echtgenoot te ondersteunen. De oprichter heeft het kapitaal in de familiestichting ingebracht en aangifte gedaan van de schenkbelasting. De belastingdienst heeft een percentage vastgesteld voor de schenkbelasting waarbij geen rekening is gehouden met de familierelatie, waardoor er meer belasting betaald moest worden dan de oprichter rechtmatig vindt.
Op grond van nationaal recht wordt een lagere belastingschijf toegepast bij de oprichting van een binnenlandse familiestichting aan de hand van de familierelatie tussen de verre begunstigde en de oprichter, terwijl bij de oprichting van een familiestichting in het buitenland hier geen rekening mee wordt gehouden. Hier wordt altijd de hoogste belastingschijf toegepast. Het Finanzgericht Köln (Duitsland) vraagt zich af of deze praktijk strijd oplevert met artikel 40 EER-overeenkomst (overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Zij heeft hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ.