Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze procedure is in geschil of een aan X (bv; belanghebbende) opgelegde primitieve aanslag vpb 2014 en navorderingsaanslag vpb 2014 in stand kunnen blijven zonder (voorafgaande) verliesherzieningsbeschikking.

X voert geen gronden aan tegen de door de Inspecteur gemaakte winstcorrectie die ertoe leidt dat het belastbare bedrag 2014 van X op € 214.904 uitkomt. Uit het betoog van X begrijpt Rechtbank Gelderland dat de primitieve aanslag moet worden vernietigd omdat voor het jaar 2014 geen aparte beschikking herziening verlies op grond van artikel 20b Wet VpB 1969 aan X is opgelegd. Dit is onjuist omdat in het geheel geen sprake is van een door de Inspecteur vastgesteld verlies. Het beroep is in zoverre ongegrond.

De navorderingsaanslag is opgelegd vanwege een ten onrechte verrekend verlies. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat aan het opleggen van een navorderingsaanslag vanwege een ten onrechte verrekend verlies, een verliesherzieningsbeschikking vooraf dient te gaan (HR 1 april 2005, 40.321, ECLI:NL:HR:2005:AR6000). De Inspecteur heeft pas na het opleggen van de navorderingsaanslag een verliesherzieningsbeschikking genomen. Slechts wanneer een belastingplichtige geen bezwaar heeft tegen een verkeerde volgorde, kan daaraan voorbij worden gegaan (HR 13 mei 2011, 10/02400, ECLI:NL:HR:2011:BQ4267). Dat is in dit geval niet aan de orde. De navorderingsaanslag vpb 2014 en bijbehorende beschikking belastingrente worden vernietigd.

Het gaat in deze zaak om een ten onrechte verleende verliesterugwenteling in de vennootschapsbelasting. De Inspecteur had de aanslag voor het jaar 2015 aanvankelijk vastgesteld op nihil en daarbij een verliesvaststellingsbeschikking gegeven. Vervolgens legde hij een navorderingsaanslag over dat jaar op naar een positief belastbaar bedrag. Omdat het initieel voor het jaar 2015 vastgestelde verlies was teruggewenteld naar 2014, vorderde de Inspecteur ten slotte na over 2014 ter zake van die terugwenteling.

De Rechtbank vernietigt in deze zaak die laatste navorderingsaanslag, omdat die niet was voorafgegaan door een verliesherzieningsbeschikking over het jaar 2015. De Rechtbank baseert zich daarbij op jurisprudentie van de Hoge Raad over verliesverrekening in de inkomstenbelasting, waaruit blijkt dat een eenmaal bij beschikking vastgesteld verlies (voor zover nog niet verrekend) voor verrekening vatbaar blijft zolang de desbetreffende beschikking niet is herzien. Zo’n herziening moet dus plaatsvinden voordat navordering ter zake van de verrekening van het desbetreffende verlies kan plaatsvinden. Het ligt wat mij betreft voor de hand dat de Rechtbank deze rechtsregels ook in de vennootschapsbelasting toepast, omdat op dit punt mijns inziens geen relevante verschillen bestaan tussen de systemen van verliesverrekening in de beide belastingen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
21 juni 2020
Rolnummer
19/4102
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2020:3042
Auteur(s)
Coen Maas
Rechtbank Noord-Holland/Universiteit Leiden
NLF-nummer
NLF 2020/1629
Aflevering
23 juli 2020
Judoreg
NFB3586
bwbr0002672&artikel=20b,bwbr0002672&artikel=20b

Naar de bovenkant van de pagina